Indian Independence Act 1947

De Indian Independence Act 1947 (10 & 11 Geo. 6. c. 30) is een wet van het Verenigd Koninkrijk die Brits-Indië opdeelde in de twee nieuwe onafhankelijke dominions, het Dominion India en het Dominion Pakistan.

De wet speelde een belangrijke rol bij de uiteindelijke partitie van India, Pakistan en later (sinds 1971) het daarvan afgescheiden Bangladesh. Deze wet kreeg op 18 juli 1947 koninklijke goedkeuring en zo ontstonden op 15 augustus 1947 de huidige staten India en Pakistan, waarbij dat laatste bestond uit een westelijk deel (het huidige Pakistan) en een oostelijk deel (dat zich in 1971 met militaire steun van buurland India afsplitste als Bangladesh).

De wetgevende vertegenwoordigers van het Indian National Congress, de Muslim League en de Sikh-gemeenschap kwamen tot overeenstemming met Lord Mountbatten over wat bekend is geworden als het 3 juni-plan of Mountbatten-Plan. Dit plan was het laatste draaiboek voor het verlenen van de definitieve onafhankelijkheid.

Clement Attlee, de toenmalige premier van het Verenigd Koninkrijk, had op 20 februari 1947 aangekondigd dat de Britse regering Brits-Indië uiterlijk op 30 juni 1948 volledig zelfbestuur zou verlenen.

The Indian Independence Act werd in 1949 opgeheven door artikel 395 van de grondwet van India en in 1956 door artikel 221 van de grondwet van Pakistan. Hoewel ze daar volgens de wet, die eenzijdig was opgelegd door de voormalige Brits kolonisator, niet toe gemachtigd zouden zijn, sneden ze daarmee eigenmachtig hun rechtssysteem formeel af van elke buitenlandse bron.

Grenzen tussen de nieuwe staten bewerken

Over wat de grenzen zouden worden van de nieuwe kunstmatige in het leven te roepen staat Pakistan was lange tijd gedelibereerd. Als westelijke grens zou de Durandlijn gelden, de afscheiding tot waar de Britse troepen bij hun drietal pogingen vanuit India tevens het buurland Afghanistan te veroveren, tot staan waren gebracht.

Die afscheiding liep dwars door het gebied van de Pashtuns of Pathanen en zou sindsdien als 'de facto' grens met Brits-India blijven bestaan en daarna eveneens als de facto staatsgrens tussen het toenmalige koninkrijk Afghanistan en de nieuwe republiek Pakistan, waaraan meer dan honderd jaar door geen van beiden daadwerkelijk getornd zou worden, hoewel zowel respectievelijk het koninkrijk, de republiek als het emiraat Afghanistan herhaaldelijk heeft ontkend dat die afscheiding door dat tijdverloop dan alsnog een de jure grens zou zijn geworden.

De Durandlijn is echter nimmer formeel in een bilateraal verdrag door beide staten erkend en vastgelegd. Er hebben wel diverse plannen bestaan om aan de westelijke zijde van West-Pakistan de Indiase moslims zoveel mogelijk één aaneengesloten gebied toe te wijzen, hetgeen echter praktisch onhaalbaar bleek. Uiteindelijk werd gekozen voor een (aanvankelijk) tweedelige staat, waarvan beide delen van elkaar waren gescheiden.

In West-Pakistan werden de voertalen Urdu en Engels, in Oost-Pakistan Bengali en Engels. Er bleven echter aan beide zijden van de nieuwe kunstmatige grenzen gebieden bestaan die zowel door moslims als door hindoes werden bewoond en die door de nieuwe staten Pakistan en India sinds hun ontstaan betwist zouden blijven. Herhaaldelijke conflicten daarover (ook gewapende) zouden niet uitblijven: Jammu, Kashmir en Punjab.

Pakistan als staat op religieuze grondslag bewerken

Over de nieuwe naam "Pakistan" is wel beweerd dat het een samenvoeging zou zijn van de namen van de regio's Punjab, "Afghania", Kashmir, Sindh en Beloetsjistan (de twee laatste gebieden kregen de status van grote provincies in West-Pakistan). Dit samengesteld woord zou oorspronkelijk echter niet uit het Urdu afkomstig zijn, doch daarentegen uit het Farsi (Perzisch). Het woord "Pak" betekent daarin "zuiver" en de naam Pakistan zou daarom betekenen "Land van de Zuiveren" of "land van de Reinen", waarmee gedoeld werd op het islamitische geloof.

Met hun oprichting werd het toenmalige West- en Oost-Pakistan, die samen bedoeld waren als eigen thuislanden voor de miljoenen moslims in de voormalige Britse kolonie, twee gebieden die ruim 1600 km uit elkaar lagen en tevens nog werden bevolkt door miljoenen aanhangers van het hindoeïsme uit het oude Brits-India (en een grote diversiteit aan andere religies met een betrekkelijk kleinere aanhang), met wie zij op gespannen voet leefden, wat tot enorme volksverhuizingen leidde van zowel moslims als hindoes naar de aan hen toegewezen gebieden.

Pakistan werd aldus een van de twee vrij unieke nieuwe staten die in 1947/1948 op de wereldkaart werden gezet op een hoofdzakelijk religieuze grondslag.

Een werkelijk Pakistaans volk in de etnische zin van het woord bestond en bestaat echter niet en het vormde dan ook geen etnische eenheid: de verbindende factor vormde vooral de door de meerderheid (na de massale migratie uiteindelijk 96% van de nieuwe bevolking) aangehangen religie van de islam, voornamelijk soennieten. Het nieuwe West-Pakistan, dat door vele moslims uit het voormalige Brits-India als nieuw vaderland werd gekozen, was reeds tevens bewoond door kleinere Perzisch-talige minderheden, Pasjtoens, Hazara, die aanhangers zijn van de sjiitische islam, en ook Baluchi's.

Het door laatstgenoemden bewoonde grondgebied, ten zuiden van de huidige Afghaanse provincies Helmand en Kandahar en zuidoostelijk Iran, en ook wel deels bekend als Registan en Seistan, strekte zich uit tot aan de kust van de Golf van Oman en behoorde tot de verovering door de Britten tot Afghanistan, met Karachi als belangrijke havenstad. Daarmee was Afghanistan van de kust afgesneden en voor langere tijd een geïsoleerd gebied geworden.

Oost-Pakistan werd voornamelijk bewoond door de tevens in India levende Bengali: wel moslims (na de migraties ruim 89% van de bevolking), maar etnisch hoofdzakelijk uit een geheel andere groep bestonden dan hun landgenoten aan de andere zijde van India, d.w.z. de vele moslims die West-Pakistan als nieuw leefgebied hadden verkozen.

Eerder bestond als staat op religieuze grondslag slechts de tot dan unieke Italiaanse enclave Vaticaanstad als miniem rudiment van de katholieke Kerkelijke Staat.

De meerderheid van de bevolking van de nieuwe staat Pakistan bestond zowel in het westen als in het oosten uit moslims, hoewel er vooral in het westen ook een aanzienlijk groep christenen woont: dit betreft voornamelijk tot het christendom bekeerde ex-hindoes afkomstig uit de lagere kasten, die door hun bekering tot het meer egalitaire christendom aan het discriminerende en met name voor de zogenaamde lagere kasten vernederende hindoeïstische kastenstelsel hoopten te kunnen ontkomen, dat hen louter op grond van hun geboorte veroordeelde tot een feitelijke levenslange gevangenschap in een lage, minderwaardig geachte sociale positie en de navenante minderwaardig geachte beroepen.

De andere staat die vrijwel tegelijkertijd eveneens werd gevestigd op religieuze grondslag, en eveneens met jarenlange tumultueuze gevolgen, betrof Israël in het Midden-Oosten.

Literatuur (selectie) bewerken

  • John Keay India: a history (2010)
  • Nisid Hajari Midnight's Furies: The Deadly legacy of India's Partition (2016)
  • Yasmin Khan The Great Partition: The Making of India and Pakistan (2017)
  • Nandan Nilekani Imagining India: The Idea of a Renewed Nation (2009)
  • Anatol Lieven Pakistan: A Hard Country (een losbladig werk uit 2012)