Gebruiker:The Fly/Eerste fase Grote Volksverhuizing en einde West-Romeinse Rijk

Eerste fase Grote Volksverhuizing en einde West-Romeinse Rijk bewerken

 
Invasies in het Romeinse Rijk

In Centraal-Azië werden de Hunnen in 352 n. Chr. verdreven door de Hua. De Witte Hunnen trokken naar Perzië en Noord-Indië, de Zwarte Hunnen trokken naar Rusland. In 375 veroverden de Zwarte Hunnen het Ostrogotische Rijk in Zuid-Rusland. Een deel van de Ostrogoten, een Gotisch volk, onderwierp zich aan de Hunnen, terwijl een ander deel zijn toevlucht zocht in de Krim. De Visigoten, een ander Gotisch volk, richtten zich in 376 tot de Romeinse keizer Valens met de vraag of zij zich ten zuiden van de Donau in de Romeinse provincie Thracië mochten vestigen, aangezien de Hunnen de Visigoten in Dacië bedreigden met invallen. Keizer Valens stemde hiermee in mits de Visigoten de status foederati aannamen, wat zij ook deden. De Romeinse overheidsdienaren zagen de Visigoten echter als indringers waardoor zij onmenselijk werden behandeld. De Ostrogoten trokken zonder toestemming ook Thracië binnen. Om een coalitie tussen beide volken te verhinderen gaf de Romeinse gouverneur Lupicinus het bevel de leiders te doden[1]. Dit mislukte, waardoor de Goten aan het plunderen sloegen. Op 9 augustus 378 liep dit uit in de Slag bij Adrianopolis, die werd gewonnen door de Goten. Hierna trokken de Visigoten verder met hun plundertochten door de Balkan. De Romeinen hadden echter meer angst voor invallen van de Hunnen dan voor het overslaan van de onrust op andere Germaanse volkeren, waardoor keizer Gratianus Theodosius I als medekeizer aanstelde. Op 3 oktober 382 sloot Theodosius een akkoord met de Visigoten, waarbij zij in Moesië en Thracië onder hun eigen heersers mochten leven mits zij militaire steun tegen de Hunnen zouden leveren.

De vanaf toen loyale Visigoten werd na de dood van keizer Theodosius in 395 soldij en een hoog legercommando voor hun leider Alarik onthouden. Rufinus, raadgever van de Oost-Romeinse keizer Arcadius, greep deze kans om hen te adviseren Italië binnen te vallen. Zo dacht hij zich van hen te ontdoen, maar zij keerden zich echter tegen Constantinopel. De stad kon niet worden ingenomen, waarna Alarik als militaire bevelhebber van Illyrië werd benoemd. Maar Alarik liet het hier niet bij en wilde kanselier worden van het West-Romeinse Rijk, een functie die werd bekleed door de Vandaalse generaal Stilicho. Alarik trok in 401 met behulp van keizer Arcadius Italië binnen, omdat Stilicho naar Raetia was gegaan om daar rust te brengen. De Visigoten belegerden in 402 Milaan, waarop Stilicho samen met aan de Rijn gelegerde Romeinse troepen zo snel mogelijk terugkeerde. Dit liep uit in de Slag bij Pollentia, waar geen van beide de strijd besliste. Na de hieropvolgende onderhandelingen vertrok Alarik uit Italië en sloten Stilicho en hij vriendschap. Het rijk had volgens Stilicho dringend een rustperiode nodig.

 
Eucherius, Serena en Stilicho

In Pannonië bedreigden de Hunnen de Ostrogoten opnieuw, waardoor de laatstgenoemde onder leiding van Radagaïs samen met andere Germaanse stammen in 405 Noord-Italië binnen vielen. De aan de Rijn gelegen Romeinse troepen werden door Stilicho bevolen om te strijden tegen hen. In de Slag bij Florence in 406 werden Radagaïs en zijn mannen ingesloten en uitgehongerd, waarop zij zich overgaven. Door het weghalen van de troepen aan de Rijn konden de Vandalen, Sueven en Alanen, die door de Hunnen werden bedreigd, de dichtgevroren rivier oversteken op 31 december 406. Zij verplaatsten zich langzaam plunderend naar het zuiden. Dit was voor de Romeinse troepen in Brittania een goed excuus om Constantijn III in 407 als tegenkeizer uit te roepen en Gallië van de barbaren te bevrijden. Hij nam een groot deel van de Romeinse legioenen mee, wat volgens historici het Romeinse verlies van Brittania betekende. Teneinde een strijd met Constantijn om Gallië uit de weg te gaan, trokken de Vandalen in 409 met hun bondgenoten de Pyreneeën over[2]. Zij konden niet van het Iberisch Schiereiland verdreven worden door de Romeinen, zodat zij in 411 allemaal de status van foederati kregen.

Na de regelingen met Alarik en het stoppen van Radagaïs en zijn troepen wilde Stilicho Alarik overhalen om Constantinopel aan te vallen. Op dat moment zwoeren zijn politieke tegenstanders samen om hem uit de weg te ruimen. Er werden allerlei geruchten de wereld in geholpen, waarbij de door Olympius ingefluisterde West-Romeinse keizer Honorius het bevel gaf om Stilicho te doden. Aan een eerdere moordaanslag ontkomen, gaf Stilicho zich uiteindelijk in Ravenna aan de beul over. Hij werd ter dood gebracht op 22 september 408. Hierna werden de vrouwen en kinderen van Germaanse soldaten in dienst van Rome overvallen en vermoord. Als gevolg sloten zo'n 30.000 Germaanse soldaten zich bij Alarik aan. Nu Stilicho geen gevaar meer vormde, nam Alarik de populairdere gedaante aan als zijn vriend. De roep om hulp van de ontevredenen in Italië en het niet tegemoetkomen van de Romeinen aan zijn eisen, deed Alarik besluiten om Italië binnen te vallen. Hij en zijn troepen trokken gemakkelijk door Italië om vervolgens bij de muren van Rome hun kampement op te slaan. Rome werd afgesneden van zijn voedselaanvoer, en na onderhandelingen nam Alarik genoegen met een afkoopsom. De Goten trokken naar Toscane. Na het afslaan van de nieuwe eisen van Alarik, namelijk een foederati status in Dalmatië, Noricum en Venetia, trokken de Goten naar Rome om de haven Ostia in 409 af te snijden van voedselaanvoer. De senaat gaf toe aan Alarik en de prefect Attalus werd als tegenkeizer aangesteld. Het grootste gedeelte van Italië werd onderworpen, maar de verovering van Africa, graanleverancier van Rome, mislukte. Dit, en het vaak afslaan van Alariks hulp, betekende het einde van Attalus' positie. Aangekomen bij Ravenna voor vredesonderhandelingen viel Sarus, een erfvijand en rivaliserend stamhoofd, Alarik aan in naam van Honorius. De Goten vertrokken naar Rome, en namen op 24 augustus 410 de stad in. Na 6 dagen[3] vertrokken de Goten met de door hun gegijzelde Galla Placidia, halfzus van Honorius, naar Calabrië om van daaruit het vruchtbare Sicilia en Africa te veroveren. Na de dood van Alarik in 410 werd dit plan echter herzien door zijn zwager Athaulf.

 
Europa en het meditterane gebied rond 450

Toen de Visigoten in 412 het onrustige Gallië betraden was Iovinus daar met steun van de Alanen en Bourgondiërs na de dood van Constantinus III als tegenkeizer aangesteld. Onderhandelingen over een bondgenootschap tussen Athaulf en Iovinus werden verstoord toen Iovinus vrienden werd met Sarus, die daarna werd verslagen door Athaulf. Door het aanstellen van Sebastianus als medekeizer sloten Athaulf en Honorius een bondgenootschap. In 413 versloeg Athaulf Iovinus te Valentia. Athaulf zou Placidia vrij laten wanneer het verslaan van Iovinus werd beloond met graan en een foederati status. Het transport van graan uit Africa was echter gestopt door de nieuwe tiran Heraclianus, en de hongerige Goten namen Narbo, Tolosa en Burdigala in. Door het trouwen met Placidia dacht Athaulf betere banden te krijgen met Honorius, maar zijn volk werd afgesneden van transport via de zee waardoor zij naar Tarraconensis trokken. De nieuwe koning Wallia wilde naar Africa, maar zijn schepen werden verwoest door een storm waardoor hij nieuwe vredesonderhandelingen onderging met Honorius. De Visigoten kregen 600.000 koren in ruil voor Placidia en het verslaan van de barbaren in Iberië. De Sueven en Asdingen werden foederatii, maar de Silingen en Alanen werden afgeslacht. Als dank kregen de Visigoten in 418[4] het gebied in en rond Aquitania als foederati, maar zagen dit echter als hun koninkrijk[5].

Categorie:Grote volksverhuizingen