Dionysius van Parijs
De heilige Dionysius van Parijs of Sint-Denijs (Frans: Saint-Denis) was, volgens de legendes rond zijn persoon, de eerste bisschop van die stad in de 3e eeuw.[noot 3]
Dionysius van Parijs Sint-Denijs | ||||
---|---|---|---|---|
Geboren | 3e eeuw | |||
Gestorven | ong. 250 te Saint-Denis | |||
Naamdag | 9 oktober | |||
Attributen | zie [noot 1] | |||
Beschermheilige voor | zie [noot 2] | |||
Lijst van christelijke heiligen | ||||
|
Volgens Gregorius van Tours werd hij door paus Fabianus naar het toenmalige Lutetia gezonden. Hij zou de eerste (houten) kerk gebouwd hebben op het eiland waarop nu de Notre Dame staat. Met zijn gezellen Eleutherius en Rusticus werd hij ca. 250, zoals beschreven werd in de Historia Francorum van Gregorius van Tours, om het leven gebracht door de heidense bevolking.[noot 4]
Bronnen
bewerkenOver Dionysius zijn er meerdere geschreven bronnen beschikbaar. Rond 825 schonk de Byzantijnse keizer Michaël II Psellos een kopie van het Corpus Areopagiticum aan de Frankische keizer Lodewijk de Vrome. Er was in deze periode de opvatting dat dit het verzamelde werk moest zijn van Dionysius de Areopagiet uit de eerste eeuw. Deze kopie werd de basis van de eerste vertalingen in het Latijn. De eerste vertaling werd gemaakt door Hildouin († ca.855), een abt van de abdij van Saint-Denis. Hij schreef daarnaast een uitgebreide hagiografie, de "Passio Sancti Dionysii", waarin hij bewees dat Dionysius de Areopagiet uit de eerste eeuw dezelfde moest zijn geweest als de Dionysius van Parijs. Vanaf die periode begon men in Frankrijk de Dionysius van Parijs te vereenzelvigen met Dionyius de Areopagiet. Dionysius van Parijs zou dan ca. 96 de marteldood zijn gestorven tijdens de vervolgingen door Domitianus[1] of volgens andere bronnen[2] omstreeks 117 onder het bewind van Trajanus. De zeer slechte vertaling van Hildouin werd korte tijd later vervangen door een aanzienlijk betere van Johannes Scotus ( 810-877)
Petrus Abaelardus (1079 -1142), een monnik van de abdij van Saint-Denis was de eerste die twijfel uitsprak of de man die in de traditie de schutspatroon van de abdij was wel dezelfde kon zijn als Dionysius de Areopagiet. Hevige tegenstand in het klooster had tot resultaat dat hij moest vluchten. Zijn conclusie had ook geen enkele invloed op verdere meningsvorming. Jacobus de Voragine (1228-1298) schreef rond 1265 zijn Legenda Aurea , dat een zeer populair werk zou worden. Hij voegde aan de bevindingen van Hildouin een aantal zaken toe, die hij als historische feiten presenteerde. Op basis hiervan kwam in de edities van het Martyrologium Romanum, de officiële lijst van martelaren en heiligen die door de Katholieke Kerk erkend worden, vanaf 1582 te staan dat Dionysius de Areopagiet door Paulus benoemd was tot bisschop van Athene, daarna naar Rome ging en vervolgens door paus Clemens I naar Gallië was gezonden om daar te prediken en uiteindelijk in Parijs de marteldood was gestorven.
Het verhaal van de Areopagiet werd vrij omstandig als verzinsel gecatalogeerd door Bellarminus (1542-1621)[3] hierin trouwens voorafgegaan door Erasmus en Lorenzo Valla. In de zeventiende eeuw is er een hevige controverse geweest over het feit of Saint-Denis van Parijs nu al dan niet de Areopagiet was, met als resultaat dat de opvatting uit de negende eeuw die een apostolische status moest geven aan de abdij werd afgevoerd.[4]
Wel bleven tot in de negentiende eeuw auteurs van commentaren op het Corpus Areopagiticum vasthouden aan het auteurschap van Dionysius de Areaopagiet. Vanaf begin twintigste eeuw is er op het vakgebied consensus dat het corpus rond 500 door een onbekende auteur moet zijn geschreven. Die auteur wordt dan ook meestal aangeduid als Pseudo-Dionysius.
De tweede bron, Gregorius van Tours, plaatst in zijn Historia Francorum, de marteldood van Dionysius tussen 249 en 251. Ook Gregorius laat Dionysius samen met zes andere missionarissen[noot 5] naar Gallië sturen door Fabianus, paus tussen 236 en 250. De legende situeert zijn marteldood op de heuvel van Montmartre en verhaalt verder dat Dionysius zijn afgehakte hoofd onder zijn arm nam en nog enkele kilometers verder wandelde naar de plaats waar hij begraven wilde worden. Volgens de legende stierf hij de marteldood samen met twee van zijn volgelingen Rusticus en Eleutherius.
De heilige Genoveva, patrones van Parijs, zou omstreeks 475 een basiliek boven zijn graf hebben laten oprichten.[5] Dit is in overeenstemming met het archeologisch onderzoek dat de fundamenten van een basilica uit die tijd bewees, maar of die basiliek werd gebouwd op initiatief van Genoveva blijft natuurlijk een open vraag.
Cefalofoor
bewerkenDionysius staat bekend als cefalofoor, dat is: hoofddrager. Volgens een legende was hij het oneens met de plaats van zijn martelaarschap (Montmartre), waarna hij zijn afgehouwen hoofd zou hebben opgepakt. Met zijn hoofd in zijn handen zou hij tien kilometer naar het noorden hebben gelopen, naar de plaats waar hij begraven wilde worden; het huidige Saint-Denis. Hij wordt dan ook vaak afgebeeld met zijn hoofd in zijn handen, bijvoorbeeld aan de gevel van de Notre Dame.
Zijn feestdag wordt gevierd op 9 oktober. De gedachtenis van de translatio is steeds op 4 december. Dionysius is een van de patronen van Frankrijk. In Nederland is hij de patroonheilige van Tilburg.
Dionysius werd in het verleden verward met de gelijknamige eerste bisschop van Athene Dionysius de Areopagiet. Door deze verwarring zouden Dionysius de Areopagiet en Dionysius van Parijs dezelfde feestdag, 9 oktober, hebben.
Bronnen
- Claes J.; Claes A. & Vincke, K. (2002) Sanctus, Meer dan 500 heiligen herkennen. Leuven: Davidsfonds ISBN 90-806883-3-9
Noten
- ↑ Attributen: Dionysius wordt afgebeeld zonder hoofd of met een (al dan niet gemijterd) hoofd in de handen; soms met zwaard en ketenen.
- ↑ Dionysius is beschermheilige van de boogschutters en tegen hoofdpijn, hondenbeten, syfilis, astma en longziekten.
- ↑ De eerste bisschop van Parijs waarvoor historische bevestiging kan worden gevonden is Victorin (Victorinus) in 346 Théodore César Muret, Histoire de Paris: depuis son origine jusqu'à nos jours, Bibliothèque Universelle de la Jeunesse, 1837 - Paris, p.21.
- ↑ Eleutherius en Rusticus werden niet vermeld door Gregorius, ze duiken pas op vanaf de zesde of zevende eeuw; Levillain Léon. Études sur l'abbaye de Saint-Denis à l'époque mérovingienne. In: Bibliothèque de l'école des chartes 1921, tome 82. pp. 5-116, p. 16.
- ↑ De zes andere zijn Trophimus van Arles, Gatianus van Tours, Paulus van Narbonne, Saturnin van Toulouse, Austremonius van Clermont en Martial van Toulouse.
Referenties
- ↑ Edward B. Foley, The First Ordinary of the Royal Abbey of St.-Denis in France: Paris, Bibliothèque Mazarine 526, The University Press - Fribourg, 1960, p. 36.
- ↑ Abbé L. Jaud, Vie des Saints pour tous les jours de l'année, Tours, Mame, 1950.
- ↑ Simon Ditchfield, Liturgy, Sanctity and History in Tridentine Italy, Cambridge University Press, 28 november 2002, pp. 57-58.
- ↑ Jean-Marie Le Gall, La protection du Saint éponyme, in Ecrire son histoire: les communautés religieuses régulières face à leur passé : actes du 5e colloque international du CERCOR, ed. Nicole Bouter, Saint-Etienne, 6-8 novembre 2002, Université de Saint-Etienne, 2005, pp. 499-520.
- ↑ Vie de sainte Geneviève, ed. Valois.