Bodewin Keitel

Duits militair (1888-1953)
(Doorverwezen vanaf Bodewin Keitel (generaal))

Bodewin Claus Eduard Keitel (Helmscherode, 25 december 1888 - Göttingen, 27 juli 1953) was een Duitse officier en General der Infanterie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij was de jongere broer van de Generalfeldmarschall Wilhelm Keitel.

Bodewin Keitel
General der Infanterie Bodewin Keitel
Geboren 25 december 1888
Helmscherode, Bad Gandersheim, Duitse Keizerrijk
Overleden 27 juli 1953
Göttingen, Nedersaksen, West-Duitsland
Rustplaats Bad Gandersheim, Nedersaksen, Duitsland; op hun oude landgoed[1]
Land/zijde Vlag van Duitse Keizerrijk Duitse Keizerrijk
Vlag van Duitsland tijdens de Weimarrepubliek Weimarrepubliek
Vlag van nazi-Duitsland nazi-Duitsland
Onderdeel Pruisische leger
Deutsches Heer
Reichswehr
Heer
Dienstjaren 1909 - 1945
Rang
General der Infanterie
Eenheid Hannoversches Jäger-Bataillon Nr. 10
23 februari 1909 -
2 augustus 1914[2]
Brandenburgischen Jäger-Bataillon Nr. 3
18 juni 1915 -
24 november 1915
17e Infanterieregiment
8 september 1920 -
27 december 1921[2]
Führerreserve (OKH)
1 december 1944 -
9 januari 1945[2]
Bevel Stafchef 9e Legerkorps
1 juni 1936 -
12 oktober 1937[3]
20e Legerkorps
1 maart 1943 -
15 oktober 1944
Wehrkreis XX
30 april 1943[2][4] -
15 oktober 1944[2] /
30 november 1944[5]
Heerespersonalamt
1 maart 1938 -
1 oktober 1942[2]
Inspekteur für das Fürsorge- und Versorgungswesens
1 april 1945[6] -
3 mei 1945[2][7]
Slagen/oorlogen Eerste Wereldoorlog

Tweede Wereldoorlog

Onderscheidingen zie onderscheidingen
Portaal  Portaalicoon   Tweede Wereldoorlog

Leven bewerken

Op 25 december 1888 werd Bodewin Keitel geboren op het landgoed in Helmscherode, als de zoon van de grondeigenaar Carl Keitel (1854–1934) en zijn vrouw Apollonia Keitel (geboortenaam Vissering) (1857–1889). Kort na de geboorte van Bodwin, stierf zijn moeder aan kraamvrouwenkoorts[8].

Op 23 februari 1909 was hij als 20-jarige Offizieranwärter (vrije vertaling: officierskandidaat) in dienst van het Hannoversche Jäger-Bataillon Nr. 10 (Goslar). Hij werd op 22 augustus 1910 bevorderd tot Leutnant, het Patent (bevorderingsakte) werd vanaf 22 augustus 1908 gedateerd.

Eerste Wereldoorlog bewerken

Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog werd Keitel Zugführer (pelotonscommandant) van een fietscompagnie in het "Jäger-Bataillons Nr. 10". Op 25 februari 1915 werd hij bevorderd tot Oberleutnant, en kort daarop werd hij benoemd tot Kompaniechef (vertaling: compagniecommandant).

Vanaf het midden van juni 1915 werd Keitel overgeplaatst naar het Brandenburgischen Jäger-Bataillon Nr. 3, waar hij de 2. Radfahr-Kompanie (vrije vertaling: 2e Fietscompagnie) overnam. Zijn bevordering tot Hauptmann volgde op 18 december 1917.

In de rang van een Hauptmann werd hij op 6 november 1918 tot commandant benoemd van het 3e bataljon van het 2. Thüringischen Infanterie-Regiments Nr. 32 (III./32). Vanaf 21 december 1918 tot 12 februari 1919 was Keitel mit der Führung beauftragt (m. d. F. b.) (vrije vertaling: met het leiderschap belast) van het Hannoversche Jäger-Bataillon Nr. 10.

Interbellum bewerken

Na de Eerste Wereldoorlog werd Keitel als Hauptmann met zijn Rangdienstalter in de Reichsheer opgenomen. Hij kreeg het commando over een fietscompagnie in het Jägerbataillon 10. Ook tijdens de opbouw van het 200.000 man sterke overgangsleger, werd Keitel voor die functie ingezet. Tijdens het opbouwen van het 100.000 man leger van de Reichswehr, werd Keitel benoemd tot compagniecommandant van het 17. Infanterie-Regiment (17e Infanterieregiment).

Vanaf 1922 werd hij als MG-officier ingezet in de staf van het 17e Infanterieregiment in Braunschweig. Op 1 juli werd hij bevorderd tot Ordnungsoffizier. Vanaf 1 oktober 1924 werd hij overgeplaatst naar het 10. (Preuß.) Reiter-Regiment in Züllicha. Keitel werd vanaf 1 oktober 1925 geplaatst bij de staf van het Gruppenkommando 2 in Kassel.

Op 1 maart 1929 werd hij geplaatst in het Reichswehrministerium (RWM) (Ministerie van Defensie) in Berlijn. Hij kwam bij de Heeres-Ausbildungs-Abteilung (T 4) in het Truppenamt (TA). Deze functie vervulde hij tot 1 maart 1933. Op 1 oktober 1929 werd Keitel bevorderd tot Major. Zijn Rangdienstalter werd daarbij op 1 februari 1928 vastgesteld. Keitel zijn bevordering tot Oberstleutnant van 1 oktober 1932 vond nog plaats in het Heeres-Ausbildungs-Abteilung (T 4).

Vanaf 1 maart 1933 tot 1 oktober 1934 was hij commandant van het 3e bataljon van het 2. (Preuß.) Infanterie-Regiment (2e Infanterieregiment) in Lötzen. Met zijn gelijktijdige bevordering tot Oberst op 1 oktober 1934, werd Keitel benoemd tot 1. Generalstabsoffizier (Ia) (vrije vertaling: 1e Generale Stafofficier (Ia)) die bij de verdere uitbreiding van de Reichswehr naar de Wehrmacht geplaatst in de Generale Staf van de Heeresdienststelle Kassel werd geplaatst.

Op 1 juni 1936 werd Keitel tot stafchef benoemd van de staf van het IX. Armeekorps (9e Legerkorps). Daarna werd hij op 12 oktober 1937 weer naar het Reichswehrministerium (RWM) overgeplaatst. Daar werd Keitel ingezet in de Ausbildungs-Abteilung.

Met zijn gelijktijdige bevordering tot Generalmajor, werd Keitel benoemd tot chef van het Heerespersonalamt (OKH).

Tweede Wereldoorlog bewerken

Op 1 maart 1940 werd Keitel bevorderd tot Generalleutnant. Het jaar daarop volgend zijn bevorderd tot General der Infanterie.

In de periode van 1 oktober 1942 tot 28 februari 1943 kreeg hij verlof om “de gezondheid te herstellen”. Keitel werd in het Heerespersonalamt opgevolgd door de Generalleutnant Rudolf Schmundt. Op 2 oktober 1942 werd Keitel onderscheiden met het Duitse Kruis in zilver voor zijn leiderschap over het Heerespersonalamt.

Op 1 maart 1943 werd hij benoemd tot plaatsvervangend Kommandierender General (vrije vertaling: bevelvoerend-generaal) van het Generalkommandos XX. Armeekorps (20e Legerkorps) en bevelhebber van het Wehrkreis XX (20e militair district) in Danzig.

Complot van 20 juli 1944

Als verbindingsofficier in het Wehrkreis XX diende in deze tijd de Oberstleutnant Hasso von Boehmer. Deze werd door zijn vriend Henning von Tresckow gewonnen voor het verzet. Op de dag van de aanslag op Adolf Hitler (20 juli 1944) was Keitel op inspectiereis door zijn Wehrkreis.

Als 1e generale stafofficier (Ia) ontving Boehmer de teleprinter van de samenzweerders die uit het Bendlerblock in Berlijn kwamen. Toen Keitel via de radio hoorde over de mislukte aanslag, keerde hij onmiddellijk terug naar Danzig. Nadat zijn broer Wilhelm telefonisch bevestigd had dat Hitler nog leefde, arresteerde hij Boehmer. Deze werd voorgeleid voor het Volksgerichtshof en op 5 maart 1945 geëxecuteerd.

Op 1 december 1944 werd Keitel in het Führerreserve van het Oberkommando des Heeres (OKH) gezet. Op 3 mei 1945 raakte hij in Amerikaans krijgsgevangenschap. Daar werd hij weer op 17 april 1947 uit vrijgelaten, dit vanwege zijn ziekte van Parkinson.

Na de oorlog bewerken

Keitel bracht de laatste jaren van zijn leven door op het Götzenhof bij Bodenfelde in Nedersaksen. Hij was door de ziekte verzwakt, en had verlammingsverschijnselen en spraakproblemen. Op 29 juli 1953 stierf hij in een ziekenhuis in Göttingen[8].

Militaire carrière bewerken

Onderscheidingen bewerken