André Spoor (musicus)

dirigent

Andreas Petrus (André) Spoor (Amsterdam, 23 september 1867Den Haag, 29 maart 1929) was een Nederlands violist.

André Spoor
André Spoor in Onze Musici 1923
Volledige naam Andreas Petrus Spoor
Geboren 23 september 1867
Overleden 29 maart 1929
Beroep(en) violist
Ensemble(s) Concertgebouworkest, Residentieorkest
(en) MusicBrainz-profiel
Portaal  Portaalicoon   Klassieke muziek

Hij was zoon van acteur Simon Hendrik Spoor en actrice Maria Sophia Petronella van Gijtenbeek. Broer Simon Hendrik Spoor was eveneens violist. Hijzelf trouwde met de Hamburgse Bertha Leona Louise Krull, in 1900 na haar overlijden met Catharina Petronella Jautze (1872-1917) en was vanaf 1926 getrouwd met violiste Louise Stephanie Marie (Lous) Scholte. Via zijn zoon militair Simon Hendrik Spoor (uit het tweede huwelijk) en Louise Anna Maria Ooms is hij de grootvader van journalist André Spoor. De violist werd vanuit zijn woning aan de Duchattelstraat begraven op Nieuw Eykenduynen.

Zijn opleiding in de muziek begon al op zesjarige leeftijd. Jan Abels Tak nam hem voor anderhalf jaar onder zijn hoede. Het gezin verhuisde in september 1875 vanuit de Spuistraat naar Rotterdam. Daar volgde een studie aan de Rotterdamse muziekschool bij eerst Emanuel Wirth en later Hermann Csillag. Hij kreeg in Rotterdam ook nog enkele pianolessen van jeugdvriend Georg Rijken. Op vijftienjarige leeftijd (seizoen 1882/1883) stond hij al op podia met vioolconcerten van Henri Vieuxtemps en Henryk Wieniawski. Hij mocht met staatssteun gaan studeren in Parijs bij Lambert Massart aan het Conservatorium aldaar. Hij speelde destijds in het orkest van de Colonne-concerten en die van Orchestre Lamoureux.

Op voorspraak van violist Karl Müller-Berghaus kon hij aan de slag als soloviolist bij het Orkest in Turku. Een jaar later (1888) nam hij zitting in het zogenaamde Aquariumorkest in Sint-Petersburg. Dat leidde tot een aanstelling tot docent vioolspel aan het conservatorium van Charkov. Na twee jaar keerde hij terug naar Sint-Petersburg en reisde door naar Helsinki, waar hij violist en concertmeester werd van (de voorloper van) het Helsinki Philharmonisch Orkest. In die tijd gaf hij soloconcerten in heel Finland. In 1891 maakte hij een stap naar het orkest van Hans Bülow in Hamburg, zat in 1892/1893 weer in Helsinki, maar keerde daarna terug naar Hamburg, waar hij tevens leraar werd aan het conservatorium.

In 1895 nam hij de aanstelling aan van violist en concertmeester van het Concertgebouworkest van Willem Kes. Hij gaf er, wonende in gemeente Nieuwer-Amstel (Willemsparkweg, Jan Willem Brouwerstraat en Van Breestraat) nabij het Concertgebouw ook leiding aan de concertklas. In 1897 werd hij er tweede dirigent. Tussen 1895 in 1904 gaf hij 37 soloconcerten bij dat orkest (zijn moeder ging hem voor met vijf optredens bij dat orkest in 1891/1892) en stond meer dan 300 keer voor het orkest.

Het kwam tot een breuk met Willem Mengelberg (de opvolger van Willem Kes), waarbij een groot deel van de orkestbezetting was betrokken. Vanaf 1904 was hij in Den Haag te vinden als violist, concertmeester en tweede dirigent bij het Residentieorkest en als docent aan het Haags Conservatorium. In 1917 liet hij de functie van concertmeester aan een ander over; vanaf 1920 wijdde hij zich geheel aan het onderwijs aan het conservatorium, tot zijn overlijden.

Hij werd benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau en was officier d'Académie française.