Willem Kremer

Nederlands predikant (1896–1985)

Willem Kremer (Zwolle (Gelderland), 1 maart 1896 - Apeldoorn (stad), 9 augustus 1985) nam een belangrijke plaats in als predikant en hoogleraar binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken.

Zijn leven bewerken

Kremer werd geboren in Zwolle, waar zijn vader - Gerrit Kremer - werkte als tuinman. Hij volgde de opleiding tot tuinman. Na deze opleiding is hij in Wassenaar in de kassen gaan werken. Daar kreeg hij de Spaanse griep. In de tijd van deze ziekte werd hij zich bewust van zijn roeping tot het predikantschap. In 1926 voltooide hij de opleiding theologie in Apeldoorn en werd hij predikant in Kornhorn. In Korhorn werd hij bevestigd door zijn mentor professor Jacob Jan van der Schuit. Vlak voor zijn bevestiging trouwde hij met Aaltje Scholing met wie hij zeven dochters kreeg. Van 1932 tot 1946 was hij werkzaam in Leeuwarden, en van 1946 tot 1953 was hij predikant in Apeldoorn. Toen hij predikant in Apeldoorn was, was hij een periode overspannen. In 1953 volgde een benoeming tot hoogleraar aan de (toen nog) Theologische School te Apeldoorn. De synode vertrouwde hem de volgende vakken toe: exegese Nieuwe Testament, ethiek en alle ambtelijke vakken (praktische theologie). Op enkele belangrijke generale synoden van 1941, 1947 en 1953 functioneerde hij als voorzitter. Ook was hij hoofdredacteur van 'De Wekker'. Kremer was de aangewezen persoon om een poging te doen de Christelijke Gereformeerde Kerken, die in de periode na de Tweede Wereldoorlog in twee flanken uiteen dreigde te groeien, bij elkaar te houden. Hij deed dit door allerlei zaken bespreekbaar te maken en door de verschillende visies af te wegen in de brochure: ‘Spanningen en gevaren in het leven van onze Christelijke Gereformeerde Kerken’ (1953). Ook gaf hij een aanzet hoe de prediking binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken zou moeten zijn.

In 1966 werd hij voor het onderwijs in de nieuwtestamentsiche vakken opgevolgd door dr. Wim Velema. De ambtelijke vakken bleef hij doceren tot januari 1969. In dat jaar werd dr. J.P. Versteeg professor voor de nieuwtestamentische vakken en nam Wim Velema de ambtelijke vakken van Kremer over.[1] Hij overleed op 9 augustus 1985 in Apeldoorn. Hij is begraven op de begraafplaats te Ugchelen. Op zijn begrafenis heeft professor Jan van Genderen de geloofsbelijdenis opgezegd en professor Berend Jakob Oosterhoff gepreekt over psalm 16.

Op 26 oktober 1966 werd hij geridderd in de orde van de Nederlandse Leeuw.

Zijn theologie bewerken

Volgens Kremer is het de bedoeling dat er een brug wordt gevormd van het evangelie naar de enkele hoorder. Dit noemt hij het geestelijke element in de prediking. Dit geestelijk element staat in het centrum van Kremers denken over homiletiek. Het geestelijk element in de prediking wordt ook wel 'schriftuurlijk-bevindelijke prediking' genoemd.[2]

Kremer stelt dat 'onderwerpelijke (of bevindelijke), onderscheidende en ontdekkende prediking' in de gemeente noodzakelijk is. De gemeente die in de eredienst samenkomt om onder andere het Woord van God te horen, is geen willekeurig samengestelde groep mensen. Zij is de verbondsgemeente (dit betekent dat zij allen Gods beloften ontvangen, maar dat wil niet zeggen dat ze die allemaal in geloof omhelzen). Kremer knoopt aan bij Calvijn, die heeft gezegd dat er 'tweeërlei' kinderen van het verbond zijn. Kinderen van het verbond blijven zondaren. In de prediking mag de oproep tot geloof en bekering niet ontbreken. Kremer spreekt daarom wel van de Adams-relatie, Abrahams-relatie en Christus-relatie. Vanwege deze verschillen in de gemeente moet de prediking appellerend en onderscheidend zijn.

In 2019 verscheen bij Brevier Uitgeverij te Kampen een tweedelig verzameld werk van Kremer.[3]

Opmerkelijke uitspraken bewerken

  • De prediker-exegeet zal merken dat het niet de preekstoel is die roept om een tekst, maar dat het de tekst is die roept om een preekstoel.[4]
  • De luisteraars moeten actief bij de preek betrokken worden. De preek mag niet beschrijvend worden, daarmee wordt de preek een pijl zonder punt.[5]
  • Kremer roept op tot onderscheidende prediking en vergelijkt de gelovige met een levende plant, de ongelovige met een kunstbloem en de prediking van Gods belofte met de zon. Juist als het volle licht van de zon schijnt, komt het onderscheid tussen de levende plant en de kunstbloem uit. De eerste groeit, de tweede verkleurt.[6]
  • De ware bevinding is niet alleen passief, maar ook actief: gelovige omarming, breken met de zonden en werkzaam worden met de Heere.[7]
  • Het is geen kunst om de gemeente elke zondag op haar huid te geven, maar we (predikers) moeten ons hier voor wachten. Het Woord moet leven in de gemeente, dan zal de zonde wijken en de gemeente groeien.[8]

Publicaties bewerken

  • Gedoopt en daarom ... (1952)
  • Spanningen en gevaren in het leven van onze Christelijke Gereformeerde Kerken (1953)
  • Geestelijke leiding in de prediking (1954)
  • Leven uit het Kerstfeit, radiopreek (1958)
  • De Heidelbergsche Catechismus
  • Prediking en ethiek, rede bij de overdracht van het rectoraat (1963)
  • De gemeente in de ambtelijke theologie in "Woord en Kerk" (1969)
  • Priesterlijke prediking", gebundeld ter gelegenheid van zijn gouden ambtsjubileum (1980)