Wikipedia:Educatieprogramma/ITV Hogeschool voor Tolken en Vertalers/Heinrich von Gagern

Heinrich von Gagern
Heinrich von Gagern door Eduard von Heuss, 1848
Volledige naam Heinrich Wilhelm August von Gagern
Geboren 20 augustus 1799
Geboorteplaats Bayreuth
Overleden 22 mei 1880
Overlijdensplaats Darmstadt
Land Vlag van Duitsland Duitsland
Functies
5 maart 1848 - juni 1848 Staatsminister van Hessen-Darmstadt
19 mei 1848 - 16 december 1848 President van het Frankfurter Parlement
17 december 1848 - 10 mei 1849 Minister-president van de Rijksregering
Portaal  Portaalicoon   Politiek
Heinrich von Gagern, 1848
Graf van Heinrich von Gagern op de begraafplaats Alter Friedhof in Darmstadt

Heinrich Wilhelm August Freiherr von Gagern (Bayreuth, 20 augustus 1799 - Darmstadt 22 mei 1880) was een liberale Duitse politicus en staatsman.

Von Gagern nam deel aan de Duitse bevrijdingsoorlog en was betrokken bij de Duitse Burschenschaft, de traditionele studentenvereniging. Gagern bekleedde de functie van Verwaltungsbeamter, bestuursambtenaar, in het groothertogdom Hessen (Hessen-Darmstadt) en werd later lid van de oppositie in de Landdag, het deelstaatparlement, van Hessen. Tijdens de revolutie van 1848 was hij tweeënhalve maand minister-president van Hessen en op 19 mei 1848 werd hij president van de Nationale Vergadering van Frankfurt.

Als president zette hij zich in voor een Zentralgewalt, een centraal gezag, en onderhandelde hij met de Duitse staten. Toen er steeds minder uitzicht was op een integratie van Oostenrijk in het te vormen de Duitse Rijk nam hij het ambt van minister-president van de Rijksregering op zich (van december 1848 tot mei 1849). Als minister-president voltooide hij de parlementaire onderhandelingen die tot de Grondwet voor het Duitse Rijk van 28 maart 1849 hebben geleid. Het lukte echter niet om de grondwet in werking te laten treden en daarmee de Duitse eenheid en vrijheid te realiseren.

Na de Nationale Vergadering nam Gagern met tegenzin deel aan de poging van Pruisen om een Duitse eenheid te creëren in de vorm van de Unie van Erfurt en was hij lid van het volkshuis in het parlement van de Unie van Erfurt (1850). In 1850/1851 was hij als majoor in dienst van het leger van Sleeswijk-Holstein. Hij bleef politiek geïnteresseerd en actief, maar aanvaardde tot in de jaren 1860 geen ambten meer.

Van 1862 tot 1864 was Gagern lid van het comité van de Deutsche Reformverein, een beweging die zich inzette voor een groot-Duitse eenwording, nadat hij opnieuw teleurgesteld was geraakt in Pruisen. Van 1864 tot 1872 was hij Hessisch gezant te Wenen en was hij opnieuw afgevaardigde in Hessen-Darmstadt. Net zoals veel andere afgevaardigden van 1848/1849, juichte hij de Reichsgründung, de grondlegging van het Duitse Rijk, door Bismarck toe.

Familie en jeugd bewerken

Heinrich von Gagern stamde uit de adellijke familie Gagern en was een van de zes zonen van politicus, diplomaat en cultuurhistoricus Hans Christoph Ernst Freiherr von Gagern. Hans von Gagern stamde uit een adellijke familie waarvan de voorvaderen voor bijvoorbeeld Venetië en Frankrijk in oorlogen hadden gediend. Hij was nationalistisch, conservatief en federalistisch. Al op jonge leeftijd was hij Regierungsrat, hogere regeringsambtenaar, in het vorstendom Nassau-Weilburg en later diende hij als gezant bij de Bondsdag. Heinrichs katholieke moeder Karoline, Charlotte genoemd, was een hofdame in Mannheim en trouwde op 17-jarige leeftijd met haar protestantse echtgenoot. Het echtpaar kreeg tien kinderen.

De familie vluchtte uit Weilburg in Hessen toen de Franse revolutionaire troepen de stad binnenvielen. Zo werd Heinrich von Gagern op 20 augustus 1799 geboren in de nieuwe hermitage in Bayreuth, dat destijds tot Pruisen behoorde. Een jaar later verhuisde het gezin weer terug naar Weilburg, waar ze eerst een apartment in Schloss Weilburg hadden en later, tot 1809, in de stad Weilburg woonden.

Heinrich ging van 1812 tot 1814 naar de cadettenschool in München. Hij beoordeelde de school later als nutteloos omdat deze niet aansloot bij het opleidingsniveau van de familie. Op 2 April 1815 werd hij Unterleutnant, tweede luitenant, en trok hij op 15-jarige leeftijd in een Nassau regiment ten strijde tegen de heerschappij van Napoleon tijdens de zogenaamde Honderd Dagen. Bij Waterloo raakte hij licht gewond aan zijn voet, voordat de oprukkende Pruisen de overwinning brachten. Voor deze gebeurtenis, bij de intocht in Parijs, ontmoette hij zijn vader, die gezant was bij de onderhandelingen, en zijn broers Fritz en Karl die respectievelijk in het Nederlandse en Beierse leger dienden. Zijn deelname aan de Duitse bevrijdingsoorlog werd vormend voor Heinrich von Gagern. Sommige auteurs en ook zijn vader hebben er een heldenverhaal van gemaakt.

Zijn oudere broer Friedrich Balduin was generaal in Nederlandse dienst, zijn jongere broer Max eveneens staatsman.

Studie 1816–1819 en loopbaan als ambtenaar bewerken

Als 16-jarige vergezelde Heinrich zijn oudere broer Fritz naar Heidelberg, waar Heinrich betrokken was bij een statuut voor een algemene Burschenschaft (traditionele Duitse studentenvereniging). Na een duel moest hij daar tien dagen in een studentengevangenis, een zogenaamde Karzer (kerker), doorbrengen. Een jaar later ging hij als rechtenstudent naar Göttingen en later naar Jena (1818/1819)[1] en Genève (1819). Zijn vader ondersteunde hem met een jaarlijks bedrag dat overeenkwam met het jaarloon van een professor. Heinrich kwam hier echter niet van rond en schijnt ook niet intensief gestudeerd te hebben. Zijn activiteiten in de Burschenschaft en een litteken van een duel zorgden ervoor dat zijn vader, die tot dan toe welwillend was geweest, hem naar Jena stuurde.

Jena, waar Heinrich Goethe, de vorst der dichters, ontmoette, was echter het centrum van de Duitse Burschenschaft-beweging. In 1818 werd hij lid van de Urburschenschaft, de eerste Burschenschaft, in Jena. In 1818 hielp hij bij het organiseren van het herdenkingsfeest van de Slag bij Leipzig, waarbij achter de schermen de Allgemeine Deutsche Burschenschaft, een nationale politieke organisatie, werd opgericht. Voor Heinrich was het nationalisme onlosmakelijk verbonden met Volkstümlichkeit (‘volkseigenheid’, passend bij de volksaard), democratische beginselen en een grondwet. Er kan gesproken worden van een ‘bevrijdingsoorlog-generatie’: hoewel zijn medestudenten, gezien hun jeugdige leeftijd, helemaal niet hadden deelgenomen aan deze oorlog, maakten ze er hun eigen mythe van. Deze gaf hun het recht voor de verwezenlijking van het nationale en op vrijheid gerichte idee dat in 1815 niet was verwezenlijkt. Ze richtten zich daarmee ook tegen de vaders die voor Napoleon hadden gebogen.

Heinrichs vader haalde hem over om een jaar in Genève te gaan studeren, omdat hij in Zwitserland zijn Frans zou kunnen verbeteren (en beschermd zou zijn tegen vervolging in de Duitse Bond). Hier maakte Heinrich kennis met de heerschappij van democratische elites. Hij beschreef later dat hij hier als edelman in een democratische, burgerlijke maatschappij zijn individualiteit had ontdekt. In november 1821 legde hij de zweite Staatsprüfung, het tweede staatsexamen, af in Gießen.

Heinrich von Gagern maakte carrière als ambtenaar in het groothertogdom Hessen en werd geprotegeerd door Staatsminister Karl Ludwig Wilhelm von Grolman en de regeringspresident van Darmstadt, Kaspar Josef von Biegeleben. Als jonge hervormingsgezinde ambtenaar waren zijn promotiekansen gering. Hij kon weinig verschil maken en dacht in 1826 al aan een zetel in de Landdag.

Oppositiepoliticus tijdens de Vormärz bewerken

Afgevaardigde in de Landdag 1832–1835 bewerken

Heinrich von Gagern hoopte dat de Julirevolutie van 1830 in Frankrijk en de Belgische Revolutie, waartegen zijn broers Fritz en Max vochten in Nederlandse dienst, de liberale oppositie in Duitsland zouden kunnen aanmoedigen om meer druk uit te oefenen op de regeringen. Hij ontmoette liberalen zoals Karl von Rotteck, Adam von Itzstein en Carl Theodor Welcker en toostte in het openbaar op de destijds onderdrukte Polen. In 1832 stelde hij zich met succes kandidaat voor de Landdag in het kiesdistrict Lorsch. In de Landdag werd hij voorzitter van de Finanzausschuss, de financiële commissie, en al snel daarna oppositieleider.

In reactie op de oppositie ontbond de regering op 2 november 1833 de Landdag. Gagern werd gepensioneerd als ambtenaar en ontslagen als kamerheer. Op 6 november vroeg hij zijn ontslag uit de staatsdienst om zijn onafhankelijkheid te behouden in de ogen van het publiek. Hoewel Gagern in 1834 in de nieuwe Landdag tot president werd gekozen, wees de regering hem af. Gagern stond weer aan het hoofd van de Finanzausschuss. Bij de nieuwe verkiezingen in december 1834 werd hij niet meer gekozen door zijn oude kiesdistrict Lorsch, maar door het kiesdistrict Hungen en de stad Worms. De burgers van de stad vreesden economische repressie door de regering en vroegen Gagern zijn mandaat niet te aanvaarden. Gagern bleef uiteindelijk in de Landdag, maar daar waren de liberalen nu in de minderheid. De teleurgestelde Gagern kwam tot de conclusie dat een politicus een grotere basis nodig heeft, zoals het geschil met de stad Worms liet zien, en dat het onvrije systeem in de afzonderlijke staten niet overwonnen kon worden.

In die tijd ontstond ook de opvatting dat Pruisen een leidende rol moest spelen bij de Duitse eenwording. Dit zou uiteindelijk ook het uiteenvallen van Pruisen betekenen. Mochten de Duitse staten zich verzetten tegen eenheid en vrijheid, dan dacht Gagern aan een revolutie, maar dan waarschijnlijk wel onder leiding van burgerlijke leiders, want hij liet zich afkeurend uit over de lagere klassen. De parlementaire oppositie moest gesteund worden door buitenparlementaire druk. In 1846 kwam hij op het idee van een nauwere bond (engerer Bund) onder Pruisische leiding en een ruimere bond (weiterer Bund) met Oostenrijk. Een dergelijke dubbele bond (Doppelbund) zou volgens hem zelfs gunstig zijn voor Oostenrijk, omdat Pruisen-Duitsland Oostenrijk dan rugdekking zou bieden ten opzichte van de Balkan.

Landeigenaar 1838–1846 bewerken

In de daaropvolgende jaren verbleef Gagern op het landgoed Monsheim van zijn familie. Hij zette zich later neer als een kluizenaar in emigratie, die niet toegaf aan de externe omstandigheden. Dit was waarschijnlijk echter overdreven. In ieder geval dacht hij vanaf het begin af aan al aan een terugkeer in de politiek. Hij boekte geen vooruitgang met de geplande geschriften, maar legde contacten met de notabelen van Rheinpfalz en bouwde een politieke basis op.

Gagern werd voorzitter van de Landwirtschaftlicher Verein für Rheinhessen. In 1842 wees hij echter een verzoek om zich weer kandidaat te stellen voor de Landdag af. Ook ging hij niet in op de pogingen van zijn vader in 1846 om hem weer in staatsdienst te krijgen. Het was namelijk de vraag of hij het de regering wel kon vergeven, zo antwoordde hij zijn vader. Alleen een revolutie of iets dat daarop leek zou hem doen terugkeren.

Terugkeer in de Landdag 1847 bewerken

De regering wilde een uniform wetboek invoeren voor het gehele groothertogdom Hessen en daarbij onder meer het burgerlijk huwelijk de facto afschaffen. Eind 1846 leidde Gagern het verzet vanuit Rijn-Hessen en eind januari 1847 werd hij door 13 van de 25 kiesmannen van Worms in een tussentijdse verkiezing in de Landdag gekozen zonder dat hij daar iets van wist. Hij vreesde dat de stad beslag op hem zou leggen, maar volgens het kiesrecht moest hij het mandaat aanvaarden.

Gagern voerde een scherp oppositiebeleid en verwierf bekendheid buiten het groothertogdom. Hij kreeg zo'n ruzie met de conservatieve Hofgerichtsrat Konrad Georgi, naast wie hij in de kamer moest zitten, dat hij werd uitgedaagd tot een duel. Omdat Georgi overdreven eisen stelde aan het duel, kon Gagern het duel weigeren. Zo ontsnapte hij aan het dilemma te moeten kiezen tussen zijn adellijke standgenoten voor het hoofd stoten of zijn leven en politieke carrière in gevaar brengen.

Gematigde liberalen en democraten begonnen zich in deze tijd te scheiden, maar het zou overdreven zijn om de bijeenkomst van oppositiepolitici in Heppenheim (Heppenheimer Versammlung) als ‘liberaal’ te bestempelen en die in Offenburg als een ‘parade van de democraten’ die de monarchie wilden afschaffen. Integendeel, beide bijeenkomsten eisten eind 1847 vergelijkbare dingen. Gagern distantieerde zich van de gematigden in Baden, waar zij de regering ondersteunden, maar beschouwde zichzelf niet als radicaal. Hij prees het Duitse volk dat volgens hem te conservatief en organisatorisch was voor een Franse anarchistische revolutie en was optimistisch over de toekomst.

Revolutionaire periode bewerken

Minister-president van Hessen van maart tot mei 1848 bewerken

 
Heinrich von Gagern, 1848

Toen het nieuws van de Februarirevolutie in Parijs de Duitse revolutie ontketende, eiste Gagern op 28 februari al in de Landdag een Duitse leider met een nationale regering en een nationaal parlement. Duitsland verwachtte in deze tijd een mogelijke aanval van het revolutionaire Frankrijk. Volgens een kamerverslag over het voorstel van Gagern zou het publiek een nationaal parlement voor de dreigende oorlog ondersteunen. De liberalen wilden de volksvergaderingen die ontstonden instrumentaliseren en grip krijgen op de revolutie van de massa's.

Op 5 maart nam Gagern deel aan een bijeenkomst in Heidelberg, de Heidelberger Versammlung. Hier deed zich een tegenstelling voor tussen de monarchaal-constitutionele liberalen en de republikeinse linksgeoriënteerden rond Friedrich Hecker en Gustav Struve. Op dezelfde dag werd in het groothertogdom Hessen een regent aangesteld en werd Gagern benoemd tot regeringsleider. Hij verving alleen de meest reactionaire ambtenaren, mede om de financiële lasten van de pensioenen laag te houden.

Gagern was tegen het Vorparlament, omdat hij vreesde dat Welcker samen met de radicalen een coup zou plegen. Bovendien was hij kwaad dat Welcker eigenmachtig Gagern op de lijst van namen voor het Siebenerausschuss, een comité van zeven personen, had gezet. Gagern en zijn vrienden reisden vanaf 7 maart door Zuid-Duitsland om een plan te promoten waarbij de Duitse vorsten de Pruisische koning Frederik Willem IV tot Bundesoberhaupt, hoofd van de bond, zouden benoemen. De groothertog van Baden en de koning van Württemberg stemden in met dit idee. Ook de koning van Beieren stemde uiteindelijk formeel in, maar hij trad al op 20 maart af.

Dat de koning van Pruisen op 18 maart voor het volk capituleerde, leek gunstig voor Gagerns plan. Echter, naarmate het Pruisische gezag afnam, nam de afwijzende houding tegenover Pruisen in de rest van Duitsland toe en tijdens een audiëntie bleek dat de koning zich niet bereid toonde om een nationaal beleid te voeren. De koning was ook niet geneigd om in te gaan op het voorstel van Max von Gagern dat Pruisen Polen zou herstellen en oorlog zou voeren tegen het reactionaire Rusland. De gebroeders Gagern en anderen rekenden erop dat een dergelijke oorlog Pruisen aan de kant van de liberale en nationale beweging zou hebben gebracht. Heinrich von Gagern werd sceptischer over afspraken met vorsten en volgde de weg van een parlement.

Gagerns standvastige houding tegenover de vastberaden linkse politici in het Vorparlament die onmiddellijk een republiek wilden stichten, vergrootte zijn aanzien bij de liberalen enorm. Hij werd ook bekend in heel Duitsland. Terwijl hij in april deelnam aan de verkiezingsstrijd voor de Nationale Vergadering, vond in Baden de Hecker-opstand plaats. Fritz von Gagern, commandant van een Badens korps voor operaties, kwam om toen deze opstand werd neergeslagen. De precieze omstandigheden waren niet duidelijk, maar de theorie ontstond dat hij tijdens een bespreking met Hecker van achteren was doodgeschoten. Heinrich von Gagern sprak in zijn memoires van een moord.

President van de Nationale Vergadering van mei tot december 1848 bewerken

 
Fakkeloptocht ter ere van Heinrich von Gagern, mei of juni 1848

Nadat hij was gekozen in het derde kiesdistrict van Hessen-Darmstadt (Zwingenberg), stemde Gagern in met het voorstel van liberale vrienden om zich te laten verkiezen tot president van de Nationale Vergadering. Anders was de linkse Robert Blum misschien president geworden. Op 19 mei 1848 kreeg Gagern 305 van de 397 stemmen. De president moest maandelijks worden herkozen, wat Gagern zeven keer achter elkaar lukte (met tussen 75 en 91 procent van de stemmen). Hij gaf zijn ministerschap in Hessen op 31 mei met tegenzin op, omdat beide ambten om praktische redenen en redenen van tijd niet te combineren waren. Officieel was hij geen lid van de rechts-liberale Casino-fractie. Het was echter wel zijn fractie, hoewel hij ook steun kreeg van andere fracties zoals die van het linkse Zentrum.

Toen de Nationale Vergadering in juni nadacht over een uitvoerende macht, werd er in het verslag van het comité nog een directorium bestaande uit drie personen voorgesteld. Men ging er over het algemeen vanuit dat het directorium Gagern tot minister-president zou benoemen. Zo had links ook voorgesteld dat de minister-president uit het parlement moest komen – om Gagern uit het parlement te krijgen. Gagern riep de Nationale Vergadering op 24 juni echter onverwachts op tot een gedurfde greep, namelijk om één persoon, een Reichsverweser (voorlopig staatshoofd), te benoemen en wel aartshertog Johan van Oostenrijk. Op 28 juni stemde de Nationale Vergadering voor de overeenkomstige Zentralgewaltgesetz (wet betreffende een centraal gezag) en de volgende dag werd Johan gekozen tot Reichsverweser.

 
Een afbeelding van Eduard Mayer waarop de Sint-Paulskerk te zien is en gezichten van bekende afgevaardigden. President Gagern is afgebeeld in het midden, boven alle anderen uitstekend en met zijn hand aan de bel.

Hiermee braken Gagern en ook de Casino-fractie met het Vereinbarungsprinzip (beginsel van overeenstemming), want de regeringen waren niet betrokken bij de benoeming van Johan, ook al droegen zij later de bevoegdheden van de Bondsdag aan hem over. Gagern was zelf niet beschikbaar voor de rijksregering die door Johan werd benoemd.

Nadat de Nationale Vergadering de onpopulaire wapenstilstand van Malmö had aanvaard, ontstonden er in Frankfurt en Baden onlusten (de zogenaamde Septemberunruhen). De president liet zien dat hij koelbloedig was toen tijdens een zitting op 18 september woedende mensen probeerden de Sint-Paulskerk te bestormen. Terwijl men binnen het gebonk op de deuren kon horen, verzocht Gagern de onrustige afgevaardigden te blijven zitten, wat zij ook deden, en zette de onderhandelingen voort.

Op 24 november reisde Gagern met zijn medeafgevaardigden Eduard Simson en Georg Vincke uit Westfalen naar Berlijn om met de Pruisische koning Frederik Willem IV te praten. Ze vernamen dat de koning geen nauwe samenwerking in gedachte had en geen keizerlijke waardigheid zou aanvaarden uit de handen van de Nationale Vergadering, aangezien deze moest voortkomen uit overeenstemming tussen de staten. Gagern gaf te kennen dat de vorsten konden worden overgehaald of gedwongen de grondwet aan te nemen en kreeg de indruk dat de koning zijn constatering zoals zo vaak terug zou nemen. Hij kreeg voor elkaar dat Pruisen niet brak met de Nationale Vergadering, in tegenstelling tot Oostenrijk, dat twee dagen later zijn staatseenheid bevestigde en zo een Groot-Duitsland onmogelijk maakte.

Minister-president van de Rijksregering van december 1848 tot mei 1849 bewerken

 
Karikatuur uit 1849: Gagern moet met de grondrechten leuren. In de zomer van 1851 werden ze door de Bondsdag ongeldig verklaard.

De houding van Oostenrijk zorgde ervoor dat de minister-president van de Rijksregering, Anton von Schmerling, op 15 december 1848 aftrad. Twee dagen later benoemde de Reichsverweser Gagern tot nieuwe regeringsleider en minister van Binnenlandse- en Buitenlandse Zaken. Gagerns programma van een nauwere en een ruimere bond, die Oostenrijk alleen via een statenbond met Duitsland verbond, zorgde ervoor dat veel groot-Duitsers de Casino-fractie verlieten. Gagern moest elders steun zoeken. Op 11 januari 1849 kreeg hij echter een meerderheid voor zijn programma in de Nationale Vergadering.

Gagerns klein-Duitse koers werd bevestigd toen Oostenrijk begin maart een Groot-Oostenrijk eiste, met heel Oostenrijk in de Duitse Bond met een orgaan dat alleen uit afgevaardigden van de afzonderlijke staten moest bestaan – met 38 stemmen voor Oostenrijk tegenover 32 andere stemmen. Voor Gagern leek het erop dat de niet-Oostenrijkse groot-Duitsers in zijn kamp zouden komen en links niet meer nodig was voor de meerderheid over bijvoorbeeld de kieswet.

Bij belangrijke stemmingen over de grondwettelijke beginselen eind maart werd echter duidelijk dat dit niet het geval was. Na een nederlaag bij een stemming op 21 maart (motie Welcker), met 283 stemmen tegen en 252 stemmen voor, trad de regering van Gagern af. Bij gebrek aan een alternatief bleef de regering voorlopig zitten. Een afspraak met de gematigde linkse politicus Heinrich Simon, het zogenaamde Simon-Gagern-pakt van 26 maart, leverde vervolgens toch nog een meerderheid op voor Gagerns programma, met concessies aan de linkse politici. Op 28 maart werd de Grondwet voor het Duitse Rijk afgekondigd.

 
Kaiserdeputation voor Frederik Willem IV, met helemaal links Heinrich von Gagern

Een Kaiserdeputation (keizerdeputatie) onder leiding van Eduard Simson en met Heinrich von Gagern bracht de Pruisische koning ervan op de hoogte dat hij was verkozen tot keizer. De Pruisische koning wees de keizerlijke titel echter af, eerst op 2 april en definitief op 28 april. Gagern probeerde de koning nog op andere gedachten te brengen of de grondwet op een andere, legale manier in werking te laten treden. Dit echter zonder succes. Terwijl er onder het volk veel stemmen opgingen voor de grondwet, ging de koning in mei over tot het openlijk bestrijden van de Nationale Vergadering. Zo gaf hij ook de Pruisische afgevaardigden het onwettige bevel hun mandaat neer te leggen.

De Nationale Vergadering dacht na over de verdere aanpak, waarbij een deel van de linkse politici ervoor was om geweld te gebruiken. De Oostenrijkse Reichsverweser was niet geïnteresseerd in het krachtig steunen van de grondwet en het lang sluimerende conflict tussen hem en Gagern kwam openlijk tot uitbarsting. Nog op de avond van 9 mei legde Gagern het volgende plan voor aan het kabinet en de aanwezige gevolmachtigden van de deelstaatregeringen: de naar links neigende Nationale Vergadering moest worden ontbonden, de naar rechts neigende Reichsverweser moest worden afgezet en het centraal gezag moest worden overgedragen aan Pruisen, zodat Pruisen toch nog zijn rol in het eenwordingsproces zou hebben. Anders dan Gagern had gedacht – wat onrealistisch was – trad Johan niet af. Op 10 mei moest het ministerie-Gagern om ontslag vragen. Ernst Rudolf Huber: De leider van de liberalen had geen opties meer. Het lot stond het niet toe dat hij de geschiedenis in zou gaan als de stichter van het Duitse Rijk en de schepper van de Grondwet voor het Duitse Rijk. De gedurfde greep die hij had gewaagd, was een greep in het niets geweest.

Gagern leed in die tijd aan zenuwhoofdpijn, maar was van mening dat de Casino-fractie zich verder moest inzetten voor de Duitse kwestie in de Nationale Vergadering. Op de avond van 19 mei stemde de meerderheid van de fractie voor het verlaten van de Nationale Vergadering, omdat ze een burgeroorlog vreesden. Gagern voegde zich naar de meerderheid toen hij de verklaring medeondertekende vanuit zijn ziekbed. Op 20 mei legde hij zijn mandaat neer.

Unie van Erfurt bewerken

 
Toegangsbewijs van Heinrich von Gagern voor het volkshuis van het parlement van de Unie van Erfurt

De Pruisische koning wilde nu een Unie van Erfurt creëren onder conservatieve auspiciën (eerst Duitse Rijk genoemd en daarna Duitse Unie). De rechts-liberalen en Gagern kwamen van 26 tot 28 juni 1849 bijeen in Gotha, het zogenaamde Gothaer Nachparlament, om hun deelname aan de Unie van Erfurt te bespreken. Gagern vreesde dat zij daardoor bij het publiek aan aanzien zouden verliezen, mogelijk zonder de Duitse eenheid te bereiken. In een verklaring die werd opgesteld door Gagern en Dahlmann werd het doel vervolgens echter boven de vorm waarin het werd bereikt gesteld. In de Gothaer Partei die ontstond, was Gagern lid van het Zentralkomitee, het centraal comité.

In het Parlement van de Unie van Erfurt (maart/april 1850), dat vergaderde over de overeen te komen nieuwe grondwet, vormden de liberalen de meerderheid bij principiële kwesties. Gagern was lid van het volkshuis in het parlement. Toen bleek dat Pruisen zich minder inzette voor de Unie, noemde hij het legitiem als de Pruisische regering wilde afzien van de lijst van grondrechten in de grondwet. Desalniettemin wees hij dit af, omdat dit de Bondsstaat in zijn kern zou raken. Hij zei ook dat de latere herziening van de grondwet in de geest daarvan zou zijn. Toch ondersteunde hij het voorstel van de liberalen om de grondwet in zijn geheel aan te nemen zoals deze op dat moment was geformuleerd en herinnerde hij de Pruisische regering eraan dat zij deze grondwet op 26 mei 1849 zelf had voorgesteld. Na de Herfstcrisis van 1850 moest Pruisen, dat werd bedreigd door Oostenrijk, het Unie-project uiteindelijk toch opgeven.

Na het streven naar eenwording bewerken

Sleeswijk-Holstein bewerken

Sinds de Eerste Duits-Deense Oorlog waren de hertogdommen Sleeswijk en Holstein in oorlog met Denemarken, waarbij ze soms ondersteund werden door Duitse troepen en vooral door Pruisische troepen. Na de vrede van Berlijn van 2 juli 1850 waren de Sleeswijk-Holsteiners op zichzelf aangewezen. Gagern reisde van Monsheim naar Berlijn om uit te zoeken wat er achter het gedrag van Pruisen zat.

De minister-president van Pruisen, Otto von Manteuffel, had een ontmoeting met Gagern, maar nam ook een jonge conservatieve politicus genaamd Otto von Bismarck mee. Bismarck beschreef later in zijn memoires hoe Manteuffel hen onder een voorwendsel alleen had gelaten. Volgens Bismarck had hij zijn politieke standpunt nuchter en zakelijk uiteengezet, maar Gagern trok een ‘Jupitergezicht’ en had hem overladen met woorden alsof ze in een volksvergadering zaten. Met hem valt niet te praten, zei Bismarck later tegen Manteuffel.

 
Gagern als Major, tekening van 20 maart 1851

Hieruit blijkt niet alleen een verschil in politieke opvatting, aldus Gagerns biograaf Frank Möller, maar ook een verschil in politieke redevoering. Bismarcks drastische oordeel kwam volgens hem waarschijnlijk verder voort uit een slecht geweten, want hij was zelf een ‘praatjesmaker’, terwijl Gagern onmiddellijk naar Sleeswijk-Holstein vertrok en daar bij het leger ging. Dit deed hij niet alleen met het oog op de publieke opinie, om zijn eer te herstellen, maar ook omdat hij zich verantwoordelijk voelde voor de deelstaat, nadat hij zich lange tijd ten gunste van Pruisen terughoudend had opgesteld in deze kwestie.

Als majoor in het leger van Sleeswijk-Holstein was Gagern een soort verbindingsofficier tussen het militaire commando en de Statthalterschaft, oftewel de voorlopige regering die nog door het centrale gezag was ingesteld. Zijn vrouw was ontzet over zijn militaire dienst en zei dat hij aan zijn kinderen moest denken. Ook het publiek zag hem vooral als een edelman die werd gedreven door eergevoel. Voor Gagern was deze periode echter een soort vakantie van de politiek. Onder meer door weersomstandigheden werd in de winter niet met de Denen gevochten en uiteindelijk gaf de Statthalterschaft op ten gunste van Bundeskommissaren (Bondscommissarissen). Gagern vroeg op 13 januari 1851 om zijn ontslag.

Reactionaire periode bewerken

Gagern blikte terug en kreeg te maken met leed in de familie, vooral de dood van zijn moeder, maar bleef in contact met zijn politieke vrienden. Zo kwamen in april 1851 Zuidwest-Duitse liberalen bijeen in Deidesheim, waar Wilhelm Beseler, Gervinus en Ludwig Häusser pleitten voor een republiek en een revolutie, terwijl Gagern bleef streven naar een constitutionele monarchie, wellicht met overgangsvormen.

Na de dood van zijn vrouw had Hans Christoph von Gagern het schrijven herontdekt en wilde hij in een geschrift terugblikken op de revolutie. Naar zijn mening moest men tevreden zijn met de huidige omstandigheden. Heinrich von Gagern was verontwaardigd over zijn vaders geschrift, zag het als een verraad aan de ideeën van de Duitse Bevrijdingsoorlog en als een aanval op zijn beleid. Hij dreigde dat hij zich publiekelijk tegen het geschrift zou keren als het gepubliceerd zou worden. Heinrichs vader overleed op 22 oktober 1852.

In augustus 1851 verkocht Heinrich von Gagern het landgoed Monsheim voor ongeveer 150.000 gulden. Hij vertrok naar Heidelberg in Baden vanwege de opleidingsmogelijkheden voor zijn kinderen, maar ook om de Hessische politiek te ontvluchten. De liberalen in Heidelberg hadden echter ruzie met elkaar. Bovendien pleegde zijn vriend Friedrich Daniel Bassermann zelfmoord en stierf Alexander von Soiron aan een beroerte (1855) terwijl hij met Gagern aan het wandelen was. In 1856/1857 publiceerden Heinrich en Max von Gagern een biografie van hun overleden broer, Fritz.

De Krimoorlog van 1854 bracht hem in contact met de gematigde Wochenblatt-partij in Pruisen. Hoewel hij sceptisch was of deze oppositie in de regering zou kunnen komen, leek het erop dat de oorlog zich zou kunnen uitbreiden naar vele landen in Europa en zo beweging zou kunnen brengen in de Duitse kwestie. Andere liberalen geloofden eveneens dat er een oorlog voor nodig was om een politieke leider te doen opstaan die de eenheid zou brengen.

Latere carrière en einde van carrière bewerken

Terwijl de liberalen weer actiever werden, was Gagern in de tweede helft van de jaren 1850 eerder passief. Toen Pruisen niet ingreep in de Tweede Italiaanse Onafhankelijkheidsoorlog van 1859 ten gunste van Oostenrijk, stapte hij teleurgesteld af van de klein-Duitse koers. Maar de tijd van degenen die rond 1800 geboren waren, zoals Gagern, was voorbij. Vooral de jonge generatie en ook sommige teleurgestelde linksgeoriënteerden volgden de Pruisische Realpolitik. In 1863 juichte hij de Oostenrijkse plannen voor een hervorming van de Bond toe. Deze plannen leidden tot de Frankfurter Reformakte, de hervormingsakte van Frankfurt, die mislukte door Pruisen. Heinrich bleef echter, in tegenstelling tot Oostenrijk, een nationaal parlement eisen.

Daarna meende hij dat een dualistische leiding van Duitsland door Oostenrijk en Pruisen onmogelijk was. Alleen een oorlog zou de beslissing tussen de twee grootmachten kunnen brengen. Van 1862 tot 1864 was hij lid van het comité van de groot-Duitse Duitse hervormingsvereniging (der großdeutsche Deutsche Reformverein). Hij stelde zich echter terughoudend op en verliet het comité toen hij in 1864 Hessisch gezant te Wenen werd. Daarmee verloor hij zijn onafhankelijkheid als politicus, maar hij had een betaalde baan nodig. Bovendien had hij geen contact meer met zijn oude partijvrienden en was zijn broer Max in Wenen. Heinrich had het ook erg naar zijn zin in Wenen.

Gagern nam de overwinning van Pruisen in 1866 rustig en kalm op, net zoals de aansluiting van Opper-Hessen bij de Noord-Duitse Bond na de Pruisische annexatie. Hij beschouwde de Hohenzollern-kandidatuur in Spanje als Pruisisch chauvinisme, maar juichte de Frans-Duitse oorlog toe, evenals het resultaat van deze oorlog, waaronder de annexatie van Elzas-Lotharingen. De oorlog uit zijn jeugd had zich gelukkig herhaald. Net zoals vele andere liberalen en zelfs voormalige linkse politici uit 1848, was hij het eens met de grondlegging van het Duitse Rijk. Toen Bismarck hem in deze periode vertelde dat men zich bewust was van Gagerns verdiensten voor de grondlegging van het Duitse Rijk, antwoordde hij als volgt:

Ook al zijn sommige dingen anders gelopen dan ik had gewenst, ik heb me persoonlijk volledig verzoend met het eindresultaat, dat in sommige opzichten alles overtreft wat men vroeger gehoopt had en voor mogelijk hield en ik verwelkom het nieuwe Duitse Rijk met vaderlandslievende vreugde en trouw.

Heinrich von Gagern had zijn kinderen katholiek opgevoed en bekeerde zich in juli 1870 zelf ook tot het katholicisme. Zijn oom, Ernst von Gagern, had zich ook bekeerd en was een katholieke priester.

Net als veel andere afgevaardigden uit Frankfurt, probeerde hij in 1871 een Rijksdagmandaat te behalen. Hij sloeg het aanbod van de katholieke Zentrum-partij echter af en stelde zich in verschillende kiesdistricten verkiesbaar als onafhankelijke kandidaat. Gagern werd door tegenstanders aangevallen omdat hij werd aanbevolen door de katholieken en verloor in alle kiesdistricten nipt van de kandidaten van de nationaal-liberalen. Gagern wilde eind 1870 al uit de Hessische staatsdienst worden ontslagen, maar dit gebeurde pas in 1872. Hij had bedenkingen over de inrichting van het nieuwe Rijk en verwachtte dat de rechten van de Rijksdag beter vastgelegd zouden worden.

In januari 1877 werd Heinrich von Gagern ernstig ziek en vroeg hij zijn broer Max om zijn biografie te schrijven. Hij nam nog bewust het bericht in zich op dat Bismarck de Tweebond met Oostenrijk had gesloten en dit de verwezenlijking van ‘Gagerns dromerijen’ had genoemd. Heinrich von Gagern stierf op 22 mei 1880 en werd tussen zijn beide echtgenotes begraven op het kerkhof van Darmstadt (grafplaats: I muur 111/112).

Familie bewerken

Heinrich von Gagern werd in 1828 hartstochtelijk verliefd op de 23-jarige Louise von Pretlack, de dochter van een opperhoutvester. Ze trouwden op 28 september 1828. Na een ernstige ziekte overleed zij al op 24 februari 1831. Gagern trouwde in 1839 met Barbara Tillmann (1818–1889), nicht van jonkvrouw Anna von Szent-Ivanyi en van Philipp Tillmann, een afgevaardigde van de Beierse Landdag. Uit zijn tweede huwelijk, dat werd gesloten in Freinsheim, kreeg Gagern vijf zonen en twee dochters, waaronder:

  • Luise (* 1840)
  • Friedrich Balduin (1842–1910), lid van de Beierse Landdag en de Rijksdag
  • Maximilian (1844–1911), Hessische Wirklicher Geheimer Rat (Werkelijke Geheime Raad) en Bevollmächtigter (gevolmachtigde) bij de Bondsraad
  • Ernst (* 8 augustus 1849; † 21 december 1928), Pruisische generaal-majoor
  • Heinrich (1856–1942), vicepresident van het Rechnungshof
  • Amalie (1846–1924) ∞ Freiherr Ludwig von Edelsheim (1823–1872)

Invloed bewerken

 
Karikatuur uit 1848. Friedrich Ludwig Jahn wordt bespot als ezel terwijl president Gagern zijn oren bedekt en vicepresident Alexander von Soiron ervandoor gaat.

Hoewel hij van adel was, werd hij geassocieerd met burgerlijke waarden zoals individualiteit als identiteit met zichzelf, rechtschapenheid en eerlijkheid, fijngevoeligheid in vriendschap, liefde en haat. Het ging niet eens om prestaties: er werden deugden aan hem toeschreven, niet alleen burgerlijke maar ‘Duitse’.

Vergeleken met Bismarck waren Gagerns toespraken niet bijzonder. Hij maakte indruk met zijn voorkomen en stem (de topos van ‘Jupiter’). Zijn tijdgenoten waardeerden onbewust in Gagern hoe hij een burgerlijke communicatievorm, namelijk spreken in het openbaar, verenigde met een adellijke manier van handelen. Eduard Simson zei in 1850 het volgende over hem:

Vele anderen kunnen spreken zoals Gagern. Ik stel me voor dat ik het weinige dat hij zei net zo duidelijk en vloeiend zou kunnen voordragen als hem. Maar zijn charme ligt niet hierin, maar in het feit dat een persoonlijkheid [...] geen persoonlijke doelen nastreeft en geen persoonlijke aanspraken maakt, maar in alle bescheidenheid en met zelfverloochening in dienst van een hoger idee leeft. Als hij koning van een groot volk was, wat voor wonderlijke successen zou hij dan bereiken enkel door de liefde die hem tegemoet zou komen en wat een genoegen zou het zijn om hem te dienen, te helpen, te gehoorzamen.

Gagern, die zich nadrukkelijk bescheiden opstelde, aanvaardde als president van de Nationale Vergadering geen vergoeding en als minister-president aanvaardde hij slechts 4000 van de 7000 gulden die voor hem bestemd waren. Hij deed dit met het oog op de publieke opinie, hoewel zijn schulden steeds groter werden. In de talrijke karikaturen over de Nationale Vergadering komt Gagern er tamelijk goed vanaf, terwijl de extremisten en de zogenaamd onbekwame en praatgrage afgevaardigden over het algemeen werden bekritiseerd. Gagern verschijnt vaak slechts als bijfiguur, die het juiste gedrag laat zien en zo het wangedrag van de bespotte hoofdfiguur benadrukt. Hij kreeg echter kritiek van links, die hem verweten geen onpartijdige president te zijn.

 
Gedenkplaat in de Sint-Paulskerk

Heinrich von Gagern werd als invloedrijkste en een van de populairste politici van de revolutionaire periode op 29 maart 1849 tot ereburger van Berlijn en op 12 april 1849 tot ereburger van Brunswijk benoemd. Vandaag de dag zijn er nog een aantal straten en scholen in Duitsland naar hem vernoemd, zoals het Heinrich-von-Gagern-Gymnasium in Frankfurt am Main.

Zijn biograaf, Frank Möller, meent dat Gagern niet geschikt is voor het bepalen van de traditie van de Bondsrepubliek, omdat Gagern uiteindelijk, net als Bismarck, een machtspolitiek voor de Duitse eenwording voorstond, bovendien nog zonder zelf iets te kunnen bijdragen. Hij verwerpt echter Hans-Ulrich Wehlers bewering dat er in 1848 geen charismatische leiders waren, die durfden te zoeken naar een evenwicht tussen de oude en nieuwe machten, want dat gold volgens hem juist voor Gagern. Volgens Möller heeft de Duitse burgerij hem echter vereerd als verwezenlijking van het burgerlijke individu. Zij zochten niet macht maar deugd in hem. Möller meent dat zijn beleid niet is mislukt door zijn persoon, maar door de maatschappelijke basis, door het zwakke links en de oude elite, die bereid was tot een burgeroorlog.

Onderzoek bewerken

 
Jacob Seib: Heinrich von Gagern, foto uit 1848

Het leven en werk van praktische politici van de revolutie, zoals Heinrich von Gagern, heeft lange tijd weinig aandacht gekregen. Biografische werken over hem verschenen in 1848/1849 en daarna weer in 1898, vijftig jaar later. Vooral het onderzoek van historicus Paul Wentzcke was invloedrijk. Na 1945 kwam Wentzcke in het bezit van brieven uit de nalatenschap van de familie en zorgde er mede voor dat het familiearchief in 1958 in het Bondsarchief werd opgenomen. Een jaar later werd daar ook de nalatenschap van Gagerns broer Max von Gagern aan toegevoegd. Wentzcke publiceerde nog meer, maar er ontstond geen grote monografie. Het resultaat was slechts een dunne band zonder bronnen. In zijn weergave werd Gagern gereduceerd tot de erfgenaam van zijn vader en daarmee van het Zuidwest-Duitse Rijkspatriottisme.

Er is veel bronmateriaal beschikbaar over Gagern door de nalatenschap van de familie, dat inmiddels deel uitmaakt van het Hauptstaatsarchiv Darmstadt. Paul Wentzcke en Wolfgang Klötzer publiceerden in 1959 een onvoltooide bronuitgave. In het onderzoek naar parlementarisme, liberalisme en revolutie waren echter perspectieven uit de structurele en alledaagse geschiedenis dominant en de belangstelling ging eerder uit naar de democraten dan naar de gematigde liberalen die verdacht werden van nationalisme. Bovendien werden de ideeën van Gagern als mislukt beschouwd. Er verscheen een marxistisch werk van Hildebrandt en een werk van Michael Wettengel, waarin Gagern werd beschreven als het prototype van een liberaal. Het programma van Gagern daarentegen werd door andere auteurs beschouwd als onderdeel van de geschiedenis van de Casino-fractie en werd vanwege de betere beschikbaarheid van bronmateriaal behandeld in samenhang met andere politici zoals Dahlmann, Johann Gustav Droysen en Georg Beseler.

Voorganger:
Karl Wilhelm Heinrich du Bos du Thil
Staatsminister van Hessen-Darmstadt
5 maart 1848 - juni 1848
Opvolger:
Carl Wilhelm Zimmermann
Voorganger:
Friedrich Lang
President van het Frankfurter Parlement
19 mei 1848 - 16 december 1848
Opvolger:
Eduard Simson
Voorganger:
Anton von Schmerling
Minister-president van de Rijksregering
17 december 1848 - 10 mei 1849
Opvolger:
--
Zie de categorie Heinrich von Gagern van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.