Unico Allard Alberda
Unico Allard Alberda, heer van Menkema (Groningen, 17 oktober 1726 - Uithuizen, 28 augustus 1790) was een Groningse jonker en politicus.
Unico Allard Alberda | ||||
---|---|---|---|---|
Unico Allard Alberda op 18-jarige leeftijd geschilderd in 1744 door Jan Abel Wassenbergh
| ||||
Algemeen | ||||
Volledige naam | Unico Allard Alberda van Menkema | |||
Geboren | 17 oktober 1726 | |||
Geboorteplaats | Uithuizen | |||
Overleden | 28 augustus 1790 | |||
Overlijdensplaats | Pieterburen | |||
Land | Nederland | |||
Functies | ||||
Lid Gedeputeerde Staten van Groningen[1] | ||||
Gedeputeerde te Admiraliteit van Amsterdam en van Harlingen[1] | ||||
Lid van de Raad van State[1] | ||||
1784-1790 | Lid Staten Generaal | |||
|
Leven en werk
bewerkenAlberda werd in 1726 in de Oosterstraat te Groningen geboren als zoon van Gerhard Alberda van Dijksterhuis en Susanna Elisabeth Alberda. Hij werd op zondag 27 oktober 1726 gedoopt in de Martinikerk aldaar.[2] Zijn vader en moeder waren neef en nicht. De twee borgen die zij bezaten kwamen in het bezit van hun zoon. Hij erfde in 1744 de Menkemaborg in Uithuizen van zijn moeder en in 1784 de borg Dijksterhuis in Pieterburen van zijn vader.[3] Unicio Allard kreeg zijn universitaire opleiding in Leiden. Hij bekleedde diverse functies in en namens Groningen, die hij echter vanwege zijn lichamelijke gesteldheid jarenlang niet kon vervullen.[4][5] Alberda behoorde tot het orangistische kamp. Hij was onder meer lid van Gedeputeerde Staten van Groningen, gedeputeerde te Admiraliteit van Amsterdam en van Harlingen en lid van de Raad van State.[1] Toch volgde hij in 1784 - ondanks bezwaren uit het patriottische kamp - zijn vader op als lid van de Staten-Generaal.[4]
Alberda bezat de heerlijke rechten van Uithuizen, Usquert, Pieterburen, Vierhuizen, Westernieland, Huizinge en Menkeweer.
Hij trouwde op 31 mei 1762 te Barneveld met Christina Bentinck [van den Brieller]. Hij overleed in augustus 1790 op 64-jarige leeftijd op zijn borg in Uithuizen. Zijn rouwbord bevindt zich in de kerk van Uithuizen. Na zijn dood erfde zijn oudste zoon Gerhard de Menkemaborg in Uithuizen en zijn tweede zoon Goosen Geurt de borg Dijksterhuis in Pieterburen.
-
Rouwbord van Unico Allard Alberda in de kerk van Uithuizen
-
Leeuwen met het wapen van Alberda bij de Menkemaborg in Uithuizen
-
Wapen Gevierendeeld: Alberda, Van Berum, Tamminga en Ubbena op de herenbank in de kerk Uithuizen
- Het verhaal van Groningen: Menkemaborg
- Het verhaal van Groningen: Verhalen uit de Menkemaborg: op ziekenbezoek bij Unico Allard Alberda van Menkema (1748)
- Formsma, W.J. [et al.] De Ommelander Borgen en Steenhuizen, Assen/Maastricht, 1987
- Biesta. P. Pieterburen, geschiedenis van kerk, kerspel en borg, Assen, 1939
Noten
- ↑ a b c d Volgens de informatie van Parlement.com bij zijn zoon Goosen Geurt. Deze informatie spoort met de opsomming in het archief van de Menkemaborg.
- ↑ Doopinschrijving
- ↑ Hoewel hij de Menkemaborg al in 1744 erfde verkreeg Alberda de borg feitelijk pas zeven jaar later na het overlijden van zijn grootmoeder, die het vruchtgebruik van de borg genoot (Formsma 1987:406)
- ↑ a b Formsma 1987:408
- ↑ Ook Botke noemt zijn zwakke gezondheid als de reden waarom hij niet aan de ambities die zijn vader voor hem koesterde kon voldoen (bron: Botke, IJ. Boer en heer: "de Groninger boer" 1760-1960, blz. 49, Assen, 2002). Feenstra benoemt zijn verlamming, die hij volgens de overlevering zou hebben opgelopen tijdens een inspectietocht, waardoor hij niet tot reizen in staat zou zijn (bron: Feenstra, H. Spinnen in het web: Groningse regenten in relatie tot het omringende platteland tijdens de Republiek, blz. 175, Assen, 2007).