Misbruik van machtspositie (Europese Unie)

Misbruik op de markt door een dominante onderneming dat de mededinging beperkt
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Purplefishy (overleg | bijdragen) op 7 jul 2020 om 13:19. (Nieuwe pagina aangemaakt met 'In de Europese Unie is er sprake van '''misbruik van machtspositie''' wanneer een onderneming haar machtspositie gebruikt om de concurrentie uit...')
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

In de Europese Unie is er sprake van misbruik van machtspositie wanneer een onderneming haar machtspositie gebruikt om de concurrentie uit te schakelen.

Zodat er sprake is van misbruik van machtspositie, moet er voldaan worden aan drie voorwaarden:

  1. een onderneming
  2. heeft een machtspositie
  3. die ze misbruikt.

Onderneming

Ondernemingen

Het begrip 'onderneming' wordt autonoom geïnterpreteerd door het Hof van Justitie.

In het Europees mededingingsrecht is sprake van een onderneming wanneer een entiteit een economische activiteit uitoefent.[1] Hierbij is het niet van belang of de entiteit rechtspersoonlijkheid heeft of niet.

Entiteit

In de context van artikel 101 VWEU moeten er meerdere van elkaar zelfstandige ondernemingen zijn. Wanneer een moedervennootschap samen met haar dochtervennootschap een economische eenheid vormt waarbinnen de dochter over geen enkele zelfstandigheid beschikt om haar eigen marktgedrag te bepalen, is artikel 101 VWEU niet van toepassing omdat niet is voldaan aan de vereiste van een pluraliteit van ondernemingen.[2] In zo'n geval geldt intragroepsimmuniteit.

Zelfstandigen worden gezien als een aparte entiteit en dus als een aparte onderneming. Schijnzelfstandigen worden geherkwalificeerd naar werknemers en maken geen aparte entiteit uit. Om te beoordelen of een werknemer schijnzelfstandige is, moet men kijken naar of die persoon onder leiding van zijn werkgever handelt, of hij de vrijheid heeft om zijn tijdschema en de plaats en inhoud van het werk te kiezen en of hij zelf geen commerciële of financiële risico's draagt.[3]

Vakverenigingsactiviteiten (bijvoorbeeld het afsluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst) worden vrijgesteld.

Economische activiteit

In principe wordt elke activiteit gezien als een economische activiteit en zijn er geen uitgesloten sectoren.

Sommige activiteiten zijn echter nooit economisch aangezien ze zo nauw verbonden zijn met de uitoefening van overheidsgezag. Luchtverkeerscontrole,[4] controle op vervuiling in de haven,[5] de uitvoering van Europese richtlijnen[6] en een openbaar onderwijsstelsel dat volledig of hoofdzakelijk uit overheidsmiddelen wordt gefinancierd[7] worden niet beschouwd als economische activiteiten. Socialezekerheidsinstellingen voeren slechts economische activiteiten uit in zoverre ze niet concurreren met andere instellingen.[8][9]

Machtspositie

Een machtspositie wordt omschreven als "een economische machtspositie die een onderneming in staat stelt de daadwerkelijke mededinging op de relevante markt te verhinderen en die het haar mogelijk maakt zich jegens haar concurrenten, haar afnemers en, uiteindelijk, de gebruikers in belangrijke mate onafhankelijk te gedragen".[10]

Marktmacht op zich wordt niet geviseerd. Men moet kijken naar de relevante markt, en dit onafhankelijk van concurrenten, afnemers of consumenten.

Machtsposities zijn objectieve gegevens, wat inhoudt dat de reden waarom men dominant is, irrelevant is.

Collectieve machtspositie

Een collectieve machtspositie doet zich voor wanneer twee of meer juridisch onafhankelijke ondernemingen zich als één dominant geheel presenteren op de markt. Tussen deze ondernemingen bestaan structurele banden (zij vallen bijvoorbeeld onder dezelfde groepsvrijstellingsverordening en bevinden zich daarom in een objectief gelijkaardige situatie).[11]

Het Hof van Justitie voegt de volgende criteria toe:[12]

  1. de markt moet transparant zijn
  2. de stilzwijgende coördinatie is duurzaam, wat een stimulans inhoudt voor deelnemers om niet af te wijken van het gedrag
  3. de voorzienbare reactie van de huidige en toekomstige concurrenten en consumenten brengen de verwachte resultaten niet in gevaar.