Imprevisieleer

het recht van een contractpartij om de prijs te wijzigen in wijzigende omstandigheden
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Purplefishy (overleg | bijdragen) op 27 feb 2018 om 11:45. (Nieuwe pagina aangemaakt met 'De '''imprevisieleer''' is in het recht een leer die de rechter de mogelijkheid geeft om een contract ''aan te passen'' of te ''ontbinden'' wannee...')
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

De imprevisieleer is in het recht een leer die de rechter de mogelijkheid geeft om een contract aan te passen of te ontbinden wanneer er zich na het ogenblik van de contractsluiting onvoorzienbare en ontoerekenbare wijzigingen zich voordoen in de omstandigheden waarin de partijen hun contract uitvoeren waardoor het (economisch) evenwicht van het contract ernstig verstoord wordt en waardoor de prestaties van de debiteur sterk verzwaard worden.


België

In België wordt in principe de imprevisieleer verworpen door de rechtspraak en rechtsleer en is er aldus geen sprake van een interpretatieve werking van de goede trouw. Het zou de rechter namelijk te veel macht geven en ingaan tegen de bindende kracht van de overeenkomst.[1]

Toch bestaan er op deze verwerping een paar uitzonderingen:

  • men kan imprevisie contractueel bedingen
  • de wet op de overheidsopdrachten laat de overheid toe de prijs voor de overheidsopdracht te wijzigen (in het kader van de continuïteit van de openbare dienst)
  • het beginsel van de continuïteit van de openbare dienst, toegepast op concessies
  • huurprijsherzieningen in het huurrevht, in het kader van 3-6-9-contracten.

In de rechtsleer beargumenteert men dat indien de ene partij tóch de uitvoering van de verbintenissen van de andere partij eist, dit eisen rechtsmisbruik kan uitmaken en derhalve in strijd zou zijn met de goede trouw. Het hof van Cassatie heeft deze redenering gevolgd.[2]

  1. Art. 1134 BW.
  2. Cass. 14 april 1994; Cass. 20 april 2006; Cass. 14 oktober 2010.