Schaal van Richter

meetschaal uitgedrukt in een getal, voor de energie die vrijkomt bij een aardbeving
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Jcb (overleg | bijdragen) op 31 mrt 2006 om 21:59.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

De schaal van Richter is een manier waarmee de kracht van een aardbeving wordt waargenomen. De schaal is opgesteld door de Amerikaanse seismoloog Charles Francis Richter in 1935. Het is een logaritmische schaal van de sterkte van de trillingen, zoals die gemeten worden op het seismogram.

De sterkte wordt berekend aan de hand van de maximale uitslag (amplitude) van de registratie van de horizontale component van de aardbeving. De sterkte wordt de magnitude genoemd, analoog aan het begrip uit de sterrenkunde om de helderheid van een ster aan te geven. Richter definieerde een aardbeving met magnitude 3 als een aardbeving die op een Wood-Anderson seismograaf een uitwijking van 1 mm opwekt op een epicentrale afstand van 100 km. De schaal is logaritmisch, wat betekent dat bij toename van 1 magnitude-eenheid de uitwijking op het seismogram tien keer zo groot is. Zo is een aardbeving die op 100 km afstand een uitwijking van 10 mm veroorzaakt een beving met magnitude 4. Op deze manier kon Richter verschillende aardbevingen met elkaar vergelijken. Er worden correcties toegepast om de invloed van de afstand tussen epicentrum en seismisch station in rekening te brengen. Met het toenemen van de afgelegde afstand verliezen de seismische golven door geometrische spreiding en absorptie een deel van hun trillingsamplitude.

Een aardbeving van magnitude 2 op normale diepte kan onder optimale omstandigheden nog net worden gevoeld. De zeer ondiepe bevingen in Noord-Nederland (tot maximaal 3 kilometer diep) kunnen al bij een magnitude van 1,2 worden gevoeld. In Zuid-Nederland komen bevingen voor op een diepte van 30 kilometer die pas worden gevoeld bij een magnitude groter dan 3.

Het cijfer op de schaal van Richter geeft een indicatie van de sterkte van de schok, de bijbehorende omschrijving geeft een indicatie van de gevolgen van de schok.

1   Alleen meetbaar door instrumenten
2 Nauwelijks meetbaar, zelfs in de nabijheid van het epicentrum
3 Wordt gevoeld binnenshuis
4 Waarneembaar door de meeste mensen, weinig schade
5 Gevoeld door de meeste mensen, kleine tot gemiddelde schade
6 Gemiddelde schade
7 Grote schade
8 Totale vernietiging

Andere schalen

In de loop van de jaren zijn er verschillende andere magnitudeschalen ontworpen die allemaal een aanpassing of uitbreiding zijn van de magnitudeschaal van Richter. Voor aardbevingen die zwaarder zijn dan 6,5 en aardbevingen die verder weg zijn dan 500 km is de schaal van Richter niet erg betrouwbaar meer. Boven magnitude 6,5 wordt de magnitude door de schaal van Richter vaak te laag berekend. Dit wordt verzadiging genoemd. Omdat de schaal van Richter als referentie een aardbeving op 100 km afstand gebruikt, wordt hij onnauwkeurig als de beving veel verder weg is.

Proefondervindelijk heeft men berekend dat iedere toename met één magnitude-eenheid overeenkomt met een 30-voudige verhoging van de vrijgekomen energie in de vorm van seismische trillingen optreedt. De hoeveelheid energie die vrijkomt bij een beving van magnitude 7 is dus 900 maal (30 x 30) zo groot als die welke vrijkomt bij een beving van magnitude 5. De energie die bijvoorbeeld vrijkomt wanneer een massa van 1 ton vanaf 100 meter hoogte op de grond valt is te vergelijken met de sterkte van een beving met magnitude 1.

Een andere schaal voor aardbevingen is de schaal van Mercalli.

Zie ook