Rattanakosin (periode): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k linkfix
Jeroen (overleg | bijdragen)
k lf
Regel 55:
In [[1893]] gebruikten de Franse autoriteiten in Indochina een klein grensconflict om een crisis te provoceren. Franse kanonneerboten verschenen bij Bangkok en eisten het afstaan van Lao territorium ten oosten van de [[Mekong]] rivier. De koning probeerde verhaal te halen bij de Britten, maar de Britse ambassadeur gaf de koning te verstaan dat hij zelf maar een overeenkomst met de Fransen moest zien te vinden. Het enige gebaar dat de Britten maakten was een afspraak met Fransen om de rest van Siam intact te laten. In ruil daarvoor moest Siam haar aanspraken opgeven op de [[Tai-Kadai talen|Tai]]-sprekende [[Shan-staat|Shan regio]] in noordoost-Burma ten gunste van de Britten.
 
De Fransen bleven echter druk uitoefenen op Siam en in [[1906]]-[[1907]] fabriceerden ze een volgende crisis. Ditmaal moest Siam ook grondgebied ten westen van de Mekong opgeven, tegenover [[Luang Prabang (stad)|Luang Prabang]] en rond [[Champassak (stad)|Champassak]] in zuidelijk Laos, plus westelijk Cambodja. De Britten intervenieerden om de Fransen niet nog verder te laten gaan, maar er was wederom een prijs: in [[1909]] droeg Siam [[Kedah (staat)|Kedah]], [[Kelantan (staat)|Kelantan]], [[Perlis (staat)|Perlis]] en [[Terengganu (staat)|Terengganu]] over aan Groot-Brittannië onder het Anglo-Siamees Verdrag van 1909. Al deze "verloren gebiedsdelen" lagen aan de rand van de Siamese invloedssfeer en hadden nooit veilig onder Siamees bestuur gestaan, maar het moeten afstaan ervan was een gevoelige vernedering voor de koning en het land. Historicus David Wyatt beschrijft Chulalongkorn als "gebroken in geest en gezondheid" na de crisis van 1893. Deze crises wakkerden het gevoel aan van een steeds nationalistischer regering dat het land zich sterk moest maken tegenover het Westen en de buurlanden.
 
Intussen gingen de hervormingen door die het land transformeerden van een absolute monarchie naar een moderne [[natie|natiestaat]]. Dit proces werd steeds meer beheerst door de zonen van koning Rama V, die allemaal in Europa waren opgeleid. [[Spoorwegen]] en [[telegrafie|telegraaf]]-lijnen verbonden de hoofdstad met provincies die voorheen afgelegen en semi-autonoom waren. De nationale munt, de [[Baht]], werd vastgeklonken aan de [[gouden standaard]] en een modern belastingssysteem verving de willekeur en [[corvee]]arbeid uit het verleden. Het grootste probleem was het tekort aan goed opgeleide ambtenaren, een reden waarom vele buitenlanders in dienst waren totdat nieuwe scholen gebouwd konden worden die Siamese afgestudeerden konden afleveren. Tegen 1910, het jaar dat de koning stierf, was Siam een semi-modern land geworden en het had kolonisatie weten te vermijden.