Nederlandsche Kultuurkamer: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 12:
De Kultuurkamer werd op [[25 november]] [[1941]] bij verordening door de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche Gebied, [[Arthur Seyss-Inquart|Seyss-Inquart]], in het leven geroepen. Zij zou bestaan uit 6 afdelingen, in nazi-/NSB-terminologie ′'gilden′ genoemd.
 
In de verordening waarmee de Kultuurkamer in het leven werd geroepen,{{Bron?|waar is die verordening?|2019|11|26}} stond dat de Kultuurkamer geacht werd te functioneren op het moment dat er twee gilden zouden zijn ingesteld.{{Bron?|waar is die verordening?|2019|11|26}} Dat bleek op 22 januari 1942 het geval te zijn. Op 30 mei 1942 volgde de officiële plechtigheid waarbij de Nederlandsche Kultuurkamer geopend werd verklaard. In de Haagse Stadsschouwburg (zoals de [[Koninklijke Schouwburg]] door de bezetter was omgedoopt) hield Goedewaagen, inmiddels ook secretaris-generaal van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten, een redevoering.
 
De organisatorische structuur van de Kultuurkamer was volgens het '[[Leidersbeginsel]]'. Onder in de piramide zaten de verschillende kunstenaarsverenigingen, vervolgens de gildestaf met een gildeleider, daarboven de administratieve afdelingen van de Kultuurkamer met een directeur (dr. G. Hoekstra), waarboven een zaakvoerend vicepresident en een eerste vicepresident (prof. [[Jan de Vries (taalkundige)|J. de Vries]]) stond, en tot slot stond aan de top de president van de Kultuurkamer (dr. T. Goedewaagen). De gilden en hun leiders waren: