Maarten Luther: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting Label: Handmatige ongedaanmaking |
|||
Regel 99:
=== Begin van de Reformatie (1517–1522) ===
Op 31 oktober 1517 schreef Luther twee brieven, met op dat moment nog 93 stellingen, aan aartsbisschop [[Albrecht van Brandenburg (bisschop)|Albrecht van Brandenburg]] van [[Bisdom Maagdenburg|Maagdenburg]] en [[Bisdom Mainz|Mainz]], en aan [[Hieronymus Schulz]], bisschop van [[Bisdom Brandenburg|Brandenburg]]. Daarin stelde hij de [[aflaat]]verkoop van [[Johann Tetzel]], een dominicanenpriester, aan de kaak. Luther was namelijk geconfronteerd geweest met mensen die hun zonden kwamen [[biecht]]en en daarna hun aflaten lieten zien, zodat hij ze als biechtvader geen [[Boete#Kerkelijk 'boete doen' (penitentie)|boetedoening]] kon opleggen en slechts de vrijspraak ([[absolutie]]) kon geven. Het was een kwijtschelden van straf voor [[Zonde (christendom)|zonden]] door de [[paus]], door te putten uit de verdienste van de goede werken van Christus en alle gelovigen. Hiervoor was weliswaar biecht, [[berouw]] en vergiffenis nodig, maar het aankopen van de aflaat was voldoende om de zondestraffen kwijtgescholden te krijgen zonder grote persoonlijke inzet. Luther
Van 1517 tot 1518 gaf Luther colleges over de [[brief aan de Hebreeën]] en nogmaals over de Psalmen. Op 23 augustus 1518 vaardigde [[paus Leo X]] een [[Breve (geschrift)|breve]] uit, gericht aan kardinaal [[Thomas Cajetanus]], om Luther als notoire ketter te dagvaarden.
|