Begijnhof Ten Wijngaerde: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 44:
Zowel de ganse Franse periode, ls de tijd van het Verenigd koninkrijk der Nederlanden en de eerste jaren van het koninkrijk Begië waren ongunstig. De begijnen mochten het begijnhof blijven bewonen, maar er was geen sprake van, ook niet to er katholieken zowel het land als de stad bestuurden, om de eigendom van de begijnen te herstellen. Ze bleven met minimale inkomsten en een slinkend aantal kloosterlingen, de eest van een begijnenhof hoog houden.
 
===XXste eeuw ===
In de twintigste eeuw was de gemeenschap geslonken tot enkele begijnen op leeftijd. Ze hadden als grootjuffrouw Geneviève de Limon Triest (1874-1971), lid van een adellijke Gentse familie en dochter van jonkheer [[Alfred de Limon Triest]]. Samen met de pastoor van de Begijnhofkerk, kanunnik [[Rodolphe Hoornaert]] en met Dom [[Gaspar Lefébvre]] o.s.b. werkte ze aan de oprichting van een meer aan de tijd aangepaste kloostergemeenschap, die opnieuw aantrekkelijk kon zijn voor jonge meisjes. Het werd de congregatie van ''Dochters van de Kerk'', waarvan zij zelf de eerste prorin werd. Opgericht in 1927 had de congregarie de dubbele doelstelling van een monastiek leven en van activiteiten in de bevordering van de kerkelijke liturgie. Grootjuffrow Triest werd de eerste priorin van de nieuwe stichting. Een aantal huizen werden verbouwd tot klooster, met er aan toegevoegd ruimten die konden worden verhuurd voor geetelijke afzoderingen en vergaderingen. Wat de talrijke huizen van het beluik betrof die kwamen leeg te staan, ze werden, na restauratie, verhuurd aa alleenstaande dames.
 
In 1974 werd de eigendom van het ganse beluik dat nog steeds aan het OCMW toebehoorde, overgedragen aan de stad Brugge. Deze operatie had vooral tot doel een steviger basis te bieden ten aanzien van de aanzienlijke restauratiewerken die in het voorzuitzicht kwamen.
 
===XXIste eeuw ===
De problemen van vergrijzing van de kloostergemeenschap deden zich opnieuw gevoelen en stelden vraagtekens over de toekomst van de congregatie.
De gebouwen werden gewaardeerd door hun opname, samen met andere begijnhoven, op de [[Werelderfgoedlijst]] van de [[UNESCO]].