Infraroodreflectografie: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→Geschiedenis: + link |
→Geschiedenis: volgorde |
||
Regel 14:
Infraroodreflectografie werd voor het eerst gebruikt met gewone fotocamera’s met infrarood gevoelige film. Dergelijke film werd al ontwikkeld in de [[1930-1939|jaren '30]] van de [[20e eeuw]]. Deze techniek werd in de [[1950-1959|jaren '50]] gebruikt voor onderzoek van de werken van Vlaamse meesters omdat die meestal dunne verflagen hadden die met de belichting van 900 nm konden onderzocht worden. Voor grotere golflengten was de film niet geschikt.
De techniek werd verbeterd door de Nederlander prof. dr. [[J.R.J. van Asperen de Boer]] (1935-2020) die gebruik ging maken van een infrarood vidicon<ref>[http://www.hansonline.eu/beelden/vidicon.htm Vidicon].</ref> televisiesysteem dat gevoelig was tot golflengtes van 2,2 µm.<ref>J.R.J. van Asperen de Boer, Infrared Reflectography: a Method for the Examination of Paintings in: Applied Optics, Vol. 7, Issue 9, pp. 1711-1714 (1968)
In de [[1990-1999|jaren '90]] werden [[Charge-coupled device|CCD's]] ontwikkeld die gevoelig waren voor infrarood licht. Aanvankelijk was de resolutie ook nog vrij laag, maar door scanning kon men het beeld uitlezen in banden van kleine vlakken om een grotere resolutie te realiseren. Het grote voordeel was het [[digitaal|digitale]] signaal dat direct aan de computer kon geleverd worden voor verdere verwerking. Vandaag werkt men aan multispectrale IRR-systemen die detectoren hebben die gevoelig zijn voor verschillende golflengten van infrarood zodat meerdere beelden tegelijk gemaakt worden en die de verschillen in opaciteit van materialen bij wijzigende infrarood frequentie ondervangen en daardoor een beter beeld kunnen tonen van wat zich onder de oppervlaktelaag bevindt.
|