Adriaan Smout: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Egyptoloog (overleg | bijdragen)
k -komma's voor en na geboorte- en sterfdatum
red
Regel 5:
 
In 1618 werd door het ingrijpen van [[Maurits van Oranje|prins Maurits]] de strijd beslist in het voordeel van de Contra's. De verbanning van Smout werd opgeheven, en in september 1620 kreeg hij beroep in Amsterdam, waar de [[Contra-Remonstranten]] de boventoon voerden. Met zijn collega's Trigland en Cloppenborch oefende hij grote invloed uit op de [[vroedschap]].
Die invloed leidde in 1622 tot de sluiting van de [[Eerste Nederduytsche Academie|Nederduitse Academie]] van [[Samuel Coster]], waarmee de dominees vooral de doopsgezinde dichter [[Joost van den Vondel]] in het geweer brachten. Menig [[hekeldicht]] wijdde deze aan het drietal, waarbij Smout werd aangeduid als "haantje dickkop vande Mase".<ref>Rommel-pot Vant Hane-kot, Joost van den Vondel, De werken van Vondel Deel 3. 1627-1640, blz. 115</ref> Voorlopig kraaide dat haantje victorie, en vooral 's zondags op de kansel als hij zijn gehoor aanmoedigde tot geloofsijver en strijd tegen alles datwat buiten het bereik van de gereformeerde kerk viel. Keer op keer eiste hij van de politiek een handhaving van het verbod op samenkomst van Remonstranten.
 
Op 13 en 14 april [[1626]] werd de woning van een [[Contra-Remonstranten|Arminiaan]] volkomen verwoest door een menigte die daartoe was opgehitst door ds. Smout. Deze prees de daders de zondag daarop vanaf de kansel als "Instrumenten die God gebruyckt en aandrijft tot dit gants noodige werck, de verstrooringh der ketterije".<ref>Karel Bostoen, Vondel contra Smout. De calvinistische predikant Adriaan Joriszoon Smout in Vondels hekeldichten, pg. 203</ref>
 
In [[1627]] kreeg Amsterdam een meer liberaal stadsbestuur, waarna er spanningen ontstonden over het handhaven van de "ware religie". Smout preekte tegen de burgemeesters en ging zover te zeggen, "dat men zulke slappe overheden met een schip nae de Volewijk (galgenveld) behoorde te vaeren, om ze door een hennepe venster te leeren starrekijken".<ref>Joost van den Vondel, Hekeldichten, editie J. Bergsma, blz. 27</ref> Sinds dat bekend was geworden, woonden elke zondag een paar leden van de [[Vroedschap]] de dienst van Smout bij. Ter verantwoording geroepen en geconfronteerd met zijn eigen woorden zei hij: ‘Mijne Heeren, valt God alsnoch te voet ende bidt Hem om vergiffenis, desisteert ook [= ziet ook af] van uwe begonnen proceduren, want anders doende, sult gij u en uwe kinderen om hals brengen.<ref>Karel Bostoen, `ondelVondel contra Smout. pg. 205</ref> Ten slotte werd hijSmout op [[7 januari]] [[1630]] de stad uitgezet.
 
Smout had een enorme bibliotheek, en verdiepte zich in zijn studentenjaren ook in de wereldlijke muziek van zijn tijd en daarvoor. Hij geldt als de samensteller van het "[[Luitboek van Thysius"]], een liedbundel die door [[Johannes Thysius|Joannes Thysius]] na de dood van Smout in 1746 werd aangekocht uit de veiling van diens boekerij.
 
== Literatuur ==
* Karel Bostoen, ‘Vondel contra Smout. De calvinistische predikant Adriaan Joriszoon Smout in Vondels hekeldichten.’ In: ''Literatuur'' 6 (1989), p. 199-209.
* J. van Vondel, ''Hekeldichten. Met de aanteekeningen der ‘Amersfoortsche’ uitgave''. Uitgegeven en toegelicht door Dr. J. Bergsma. W.J. Thieme & cie, Zutphen z.j. [ca. 1920].
* J.F.M. Sterck, H.W.E. Moller, C.G.N. de Vooys, C.R. de Klerk, B.H. Molkenboer, J. Prinsen J.Lzn. en L. Simons (eds), ''De werken van Vondel''. Derde deel 1627-1640. De Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur, Amsterdam 1929
* Henk van Haandel, "Geen stokebrant mag hier den wervel draeien", in ''Het Parool'' van 7 april 2008.
 
{{Appendix}}