Eerste Germaanse klankverschuiving: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 99:
* *skʷ > *skʷ
 
In combinatie met het fenomeen van de Indo-Europese mobiele ''s'', waarbij twee verschillende bijvormen van een stam bestaan, met of zonder voorafgaande *''s''-, geeft dit enkele markante situaties. De vorm mét mobiele ''s'' blijft namelijk onverschoven, terwijl de ''s''-loze nevenvorm wel verschuift. Soms zijn beide bijvormen overgeleverd in het Germaans, zoals Nederlands ''stier'' (met mobiele ''s'' en dus onverschoven *''t'') naast Limburgs ''deur'', ''duur'', Oudnoords ''þjórr'', Zweeds ''tjur'' (''s''-loos en dus met de verschuiving *''t'' > *''þ'' [θ]) en daarnaast buiten het Germaans nog het Latijnse ''taurus''. Op dezelfde manier zijn het Zweedse ''spink'' mus‘mus’ en het ''s''-loze Nederlandse ''vink'' met elkaar verwant, de ene vorm zonder verschuiving en de andere met.
 
Als de eerste obstruent zelf een plofklank is, verschuift deze maar wordt de tweede obstruent (bijna altijd *t of *s) niet verschoven. Daarbij worden labiovelaren gedelabialiseerd en vindt assimilatie plaats van stemhebbende aan stemloze klanken. Het [[Geminatie|geminaat]] *tt werd al eerder *ss indien ze tot twee verschillende morfemen behoorden, wat ook in het Latijn en andere talen gebeurde en dus niet deel uitmaakt van de Germaanse klankverschuiving. De geminaten *pp, *tt (indien binnen hetzelfde morfeem) en *kk blijven onverschoven.
Regel 121:
Volgens de wet van Grimm zouden de [[Indo-Europese talen|Proto-Indo-Europese]] stemloze plofklanken *''p'', *''t'', *''k'' en *''kʷ'' overeen moeten komen met de Proto-Germaanse wrijfklanken *''f'' [ɸ], *''þ'' [θ], *''x'' en *''xʷ''. In de meeste gevallen klopte dit met de praktijk, maar in sommige specifieke gevallen bleek dat de Proto-Indo-Europese *''p'', *''t'' of *''k'' overeenkwamen met een stemhebbende variant van die klanken (*''b'', *''d'', *''g'' en *''gʷ'') in het Germaans. Verner kwam erachter dat, als de Proto-Germaanse stemloze wrijfklanken die resulteerden uit de wet van Grimm onmiddellijk vooraf werden gegaan door een accentloze lettergreep, ze stemhebbend werden. Verner onderzocht of dit fenomeen vaker voorkwam en kwam erachter dat hetzelfde gold voor de *''s'', die verschoof naar *''z''. Verner merkte hierbij wel op dat het accent dat van betekenis was voor deze verandering het oorspronkelijke variabele accent uit het Indo-Europees was, en niet het latere Germaanse accent dat altijd vastlag op de eerste lettergreep. Zodoende leverde dit een manier op om via de Germaanse uitkomst van een klank te bepalen waar het accent in het Indo-Europees zou moeten hebben gelegen.
 
Een klassiek voorbeeld van PIE *''t'' > PGm *''d'' is het woord vadervoor ‘vader’. Proto-Indo-Europees geeft *''ph₂tḗr'' (waarbij ''h₂'' staat voor een soort ''a'') wat daarna in het Germaans verschoof tot *''fadēr'' (in het Oudengels ''fæder''), in plaats van het door de wet van Grimm verwachte **''faþēr''. Het woord voor broer‘broer’ daarentegen gaf wel de verwachte uitkomst, omdat daar het accent op de eerste lettergreep lag: Indo-Europees *''bʰréh₂tēr'' gaf het Germaanse *''brōþēr'' (in het Oudengels ''brōþor'').
 
== Zie ook ==