Nell Blaine: verschil tussen versies

Amerikaans kunstschilderes (1922-1996)
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Gemaakt door het vertalen van de pagina "Nell Blaine"
(geen verschil)

Versie van 5 jul 2020 19:29

Nell Blair Walden Blaine ( Richmond (Virginia) 10 juli 1922 - New York City 14 november 1996) was een Amerikaanse landschapsschilder, expressionist en aquarellist.

Nell Blaine
Plaats uw zelfgemaakte foto hier
Persoonsgegevens
Geboren Richmond, 10 juli 1922
Overleden New York, 14 november 1996
RKD-profiel
Portaal  Portaalicoon   Kunst & Cultuur

Jeugd en opleiding

Nell Blaine was direct na haar geboorte een ziekelijke baby die bovendien ernstig scheelzag. Toen ze twee jaar was, beseften haar ouders dat ze extreem bijziend was en zorgden zij dat ze een bril ging dragen. Later herinnerde zij zich nog haar opwinding over het feit dat ze plotseling de wereld om zich heen kon zien. Ze rende rond terwijl ze woorden uitte zoals 'water', 'boom' en 'huis' uitriep. Haar visuele handicap ligt misschien wel aan de basis van het plezier waarmee ze geniet van de visuele wereld. Blaine's vader, Harry Wellington Blaine, was eerder getrouwd. Zijn eerste vrouw overleed tijdens de bevalling. Hij bleef om haar rouwen, zelfs nadat Nell was geboren. Zijn woede daarover kanaliseerde zich in de vorm van verbale en ook vaak fysieke mishandeling richting zijn dochter. Zijn tweede vrouw, Eudora Catherine Garrison, was voor de geboorte van de Nell docent op een basisschool. Garrison gaf Nell een jaar lang les toen haar gezondheid te slecht was om naar school te gaan.

De vader van Blaine was houtinspecteur. Tijdens de depressie moest hij genoegen nemen met minder loon, zodat hij niet meer in zijn eigen huis kon blijven wonen. De grootvader van Nell trok daarom bij hen in, hoewel hun huis al overvol was. Nell hield van haar grootvader en herinnerde ze zich dat hij van dansen hield, grappen maakte en briljante verhalen vertelde. Nell werd uitgelachen toen ze naar school ging omdat een van haar ogen naar haar neus draaide, maar ze verdedigde zichzelf door te vechten. Ze was een bleek en ondervoed kind; op school zat ze in een speciale klas en werd ze op een streng dieet gezet. Door haar conditie moest ze op speciale tijden slapen en moest ze ook meer buitenactiviteiten doen dan het gemiddelde kind. Blaine's schele ogen werden gecorrigeerd na een bezoek aan haar tante Nellie Sue en diens familie in Baltimore. Er waren verschillende operaties nodig in het Johns Hopkins Hospital, waarna ze maandenlang verband moest dragen. Ze was toen dertien jaar en de operatie betekende een belangrijk keerpunt in haar leven, niet alleen door haar nieuwe gezichtsvermogen, maar ook door de warmere ontvangst door haar leeftijdsgenoten op school.

De tekenvaardigheid van Nell Blaine verbeterde enorm door de operatie aan haar ogen. Ze zou haar moeder al op vijfjarige leeftijd verteld hebben dat ze wilde tekenen en kunst maken. Haar nicht Ruth kocht een eerste set aquarelverf voor haar en Nell was geïntrigeerd door de beweging van de verf op papier.

De tienertijd van Nell kende problemen door de ziekte van haar vader. Haar vader leed aan asthma cardiale en kreeg een aantal hartaanvallen waardoor hij langdurig gehandicapt was en zuurstof kreeg toegediend. Nell kon alleen aan de ziekte van haar vader ontsnappen door haar zomerreizen naar het huis van Nellie Sue in Baltimore. Tijdens een van deze reizen kreeg ze het bericht dat haar vader overleden was.

Blaine volgde een kunstopleiding aan de <i>Richmond School of Art</i> bij Theresa Pollak. In 1942 verhuisde ze naar New York City om schilderkunst te studeren bij Hans Hofmann. In 1943 trad ze toe tot de American Abstract Artists Group als hun jongste lid. Blaine volgde vanaf 1945 ook een opleiding in ets en grafiek bij Stanley William Hayter.

Carrière

Blaines stijl begon als realistisch, maar veranderde in een abstracte stijl, geïnspireerd door kunstenaars als Piet Mondriaan, Fernand Léger en Jean Helion. Haar samenwerking met de American Abstract Artists-groep leidde tot haar eerste solotentoonstelling in een galerie genaamd Jane Street Gallery in Greenwich Village. Later schreef ze over deze periode: [we, de groep kunstenaars] waren erg dogmatisch over ons programma. Nu ik erop terugkijk, schaam ik me een beetje. Maar we waren zo opgewonden dat we echt dachten dat dat het evangelie was, weet je. Als je jong bent, ben je heel zeker van jezelf. Blaine en vele andere jonge kunstenaars gebruikten de ruimte in de galerie om hun werken tentoon te stellen en te verkopen, fondsen te werven bij verzamelaars en donateurs in New York en naam te maken door middel van gedeelde en solotentoonstellingen. Blaine werkte in deze periode samen met Ida Fischer, Judith Rothschild en andere jonge abstract-expressionistische kunstenaars.

In de jaren 1950 kreeg het werk van Blaine in New York veel waardering. Kunstcriticus Clement Greenberg sprak lovend over haar werk en vond haar werk Great White Creature het beste schilderij op de jaarlijkse tentoonstelling van de American Abstract Artists uit 1945. Peggy Guggenheim koos op aanbeveling van Greenberg een werk van haar uit voor de tweede historische tentoonstelling van vrouwelijke kunstenaars, Art of This Century: The Women, gehouden in het gelijknamige museum Art of This Century, eveneens in 1945. De abstracte kunstenaar Ad Reinhardt schreef waarderend over haar in 1947.

Blaine woonde rond 1950 in Parijs met Larry Rivers, en reisde door Europa waarbij ze exposeerde met andere leden van de American Abstract Artists-groep in Frankrijk, Denemarken en Italië. Deze ervaring inspireerde haar om de traditionele Europese schilderkunst uit de 19e eeuw toe te passen. Vanaf 1953 exposeerde ze in de Tibor de Nagy Gallery in New York.

Halverwege de jaren vijftig werd haar stijl steeds schilderachtiger en kleurrijke. Ze werkte rechtstreeks naar de werkelijkheid of naar een stilleven en focuste zich vooral de vormen en kleuren van bloemen. In deze periode behoorde ze tot een prestigieuze kring van New Yorkse kunstenaars en dichters waaronder John Ashbery, Frank O'Hara, Willem de Kooning, Kenneth Koch, Lee Krasner, Jane Freilicher, Leland Bell, Louisa Matthiasdottir, Robert De Niro Sr., en Rudy Burckhardt. In 1955 ontwierp ze het logo en de lay-out van de wekelijkse New Yorkse krant The Village Voice.

In 1959 ging ze enkele maanden naar Griekenland. Op het eiland Mykonos werd ze besmet door polio. Na een verblijf van acht maanden in een ziekenhuis in New York kreeg ze te horen dat ze nooit meer zou kunnen schilderen. Hoewel ze de rest van haar leven een rolstoel moest gebruikte, herstelden haar handen door intensieve fysiotherapie na ongeveer een jaar. Vanaf dat moment ging ze haar linkerhand gebruiken om met olieverf te schilderen. Haar rechterhand gebruikte ze om te schetsen en te aquarelleren.

Later in de jaren 1950 ging ze meer experimenteren met het abstract expressionisme, ze koos aquarel als medium.

Tegen 1959 was Blaine, ondanks haar zwakke gezondheid, vaak op reis. Ze schilderde landschappen in onder meer het Caribisch gebied, Europa en New England. Ze gebruikte daarbij een modernistische stijl. Halverwege de jaren zeventig vestigde ze zich in Gloucester (Massachusetts). Zij schilderde landschappen rond de rivier de Hudson, die ze kon zien vanuit het raam van haar appartement. Ook schilderde ze vazen met bloemen, stillevens, interieurs en haar tuin.

Schilderstijl

Blaine wilde haar werk niet classificeren, maar het kan gerekend worden tot het abstract expressionisme. Haar latere werk kan gerekend worden tot het modernisme.

Vanaf het begin van haar carrière als kunstschilder beschouwde ze schilderen als een middel om het leven te vieren. Ze zag haar rol op als die van een orkestrator van vormen en kleuren. Haar feestelijke insteek is zichtbaar in haar vroege abstracte schilderijen, die zijn geïnspireerd door jazz, maar ook door bloemen, zoals de zich ontplooiende bloemblaadjes van dahlia's of zachte zinnia's. Daarnaast drukt haar werk vaak een gevoel van isolatie uit. Hoewel haar huis in Gloucester veel geïsoleerder was dan haar woning New York, is het thema van isolatie ook zichtbaar in haar vroege werk. Veel van haar teruggetrokken, persoonlijke stijl kan worden toegeschreven aan de intieme relatie tussen kunstenaar en natuur. Vooral toen ze op het platteland van Massachusetts woonde voelde zij zich een met de natuur.

Blaine schilderde vaak geheel alleen, vaak 's avonds laat met de rustige omgeving rond om waar ze de voorkeur aan gaf.

Privéleven

In 1943 trouwde Blaine met Bob Bass, een hoornspeler. Blaine en Bass scheidden in 1949. Ze woonde vele jaren in een groot appartement met atelier in het gebouw aan Riverside Drive 210 met haar levenspartner, kunstenaar Carolyn Harris, en had een zomerhuis in Gloucester.

Erkenning

Werk van Blaine is opgenomen in de permanente collecties van het Metropolitan Museum of Art, Whitney Museum of American Art, The Brooklyn Museum, National Academy of Design, Hirshhorn Museum and Sculpture Garden, National Museum of Women in the Arts, Rose Art Museum, Virginia Museum of Fine Arts, en het Museum of Contemporary Art.

Afkomstig uit Virginia ontving zij in 1943 en 1946 een Visual Arts Fellowships van het Virginia Museum of Fine Arts, waarmee haar opleiding in respectievelijk New York bij Hofmann en Hayter ondersteund werd. In 1957 werd Blain genoemd in het tijdschrift Life als een van de vijf jonge Amerikaanse vrouwelijke kunstenaars in opkomst.

In 1973 wijdde het Virginia Museum of Fine Arts een een solotentoonstelling aan Blain, In 1980 werd Blaine gekozen als associated member van de National Academy of Design en in 1982 full member. In 1986 ontving Blaine de <i>Lifetime Achievement Award</i> van de <i>Women's Caucus for Art</i> .

Externe links