Deltahoogte: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k details
k Zeeland (provincie)|
Regel 1:
De '''Deltahoogte''' van een zee[[Dijk (waterkering)|dijk]] is de vereiste dijkhoogte die vastgesteld werd in de periode van de ''Deltawet'', 1957-2005. In 2005 is de Deltawet opgegaan in de ''Wet op de waterkering'', waarbij nieuwe vereiste dijkhoogtes zijn vastgesteld, die niet meer worden aangeduid als Deltahoogte. De Deltawet en zijn opvolger stellen dezelfde eis, namelijk dat de zeewering voldoende hoog is voor een bepaalde zeldzaam zware stormvloed. De zeldzaamheid is op grond van kosten-baten overwegingen vastgesteld op eens per 10.000 jaar voor [[Noord-Holland|Noord-]] en [[Zuid-Holland]], eens per 4000 jaar voor [[Zeeland (provincie)|Zeeland]], [[Texel]], [[Friesland]] en [[Groningen (provincie)|Groningen]], en eens per 2000 jaar voor de Friese Waddeneilanden.
 
De wet laat het aan deskundigen over om de vereiste dijkhoogte volgens de heersende inzichten vast te stellen. Aan de hand van een waterbouwkundig rekenmodel bepalen zij bij iedere dijk de ''hoogwaterstand'' en de ''golfoploop'' van de extreme stormvloed. De berekende extreme hoogwaterstand voor Hoek van Holland is bijvoorbeeld 5,0 meter boven [[Normaal Amsterdams Peil|NAP]], het zogenaamde ''ontwerppeil'' voor de zeedijk; elders langs de kust is het een paar decimeter hoger of lager. De berekende golfoploop voor een dijk aan de Noordzeekust is bij benadering 7 meter. De dijk moet minstens zo hoog zijn als de som van de hoogwaterstand en de golfoploop. De Deltahoogte van de Nederlandse Noordzeedijken is daarom ongeveer 12 meter boven NAP.