Staalkabel: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 10:
=== Albert-kabel ===
[[Bestand:Albert rope.svg|miniatuur|Doorsnede van de Albert-kabel]]
Waar touw niet voldeed, maakte men wel gebruik van [[Schakelketting (werktuigbouwkunde)|ketting]]. Mijningenieur [[Wilhelm August Julius Albert|Julius Albert]] in [[Clausthal-Zellerfeld|Clausthal]] zag de voordelen van beide, de hoge [[treksterkte (materiaal)|treksterkte]] van de [[Smeedijzer|ijzeren]] ketting en de parallel dragende strengen van kabels. Dat laatste was een probleem bij kettingen waar [[vermoeiing]]sbreuken bij gebruik in de [[mijnbouw]] bijzonder gevaarlijk waren, aangezien bij een enkele [[Breuk (mechanica)|breuk]] de gehele ketting faalt. Bij kabels wordt de breuk van een enkele draad opgevangen door de andere draden en kunnen er zelfs vele draadbreuken zijn zonder dat de kabel als geheel faalt. Tussen 1824 en 1834 werkte hij aan deze problematiek, waarbij hij onder meer in 1829 een [[trekbank]] bouwde om kettingen op vermoeiing te beproeven. Rond 1830 kwam hij tot de conclusie dat kettingen de oplossing niet waren en begon hij idee uit te werken om ijzerkabels te fabriceren, daarbij geholpen door verbeteringen door [[Heinrich August Mummenthey|Mummenthey]] in het productieproces van [[IJzerdraad|ijzerdraad]].
 
Na de nodige testen, onder meer met de testopstelling die hij eerder gebruikte voor kettingen, begon Albert in 1834 met de fabricage van een kabel. Hij maakte hierbij gebruik van draden van 3,5mm die geleverd werden met een lengte van 17 tot 38 meter, wat het technisch maximaal haalbare was in die tijd. Hierdoor was hij gedwongen om de draden op een specifieke wijze te slaan. Met vier draden maakte hij een streng waarna met drie strengen de uiteindelijke kabel geslagen werd. De met de hand geslagen kabel had een diameter van 18mm en een lengte van 600 meter. Terwijl touw vrijwel altijd volgens kruisslag werd gefabriceerd, koos Albert er opmerkelijk genoeg voor om de strengen te slaan in de Langslag. Hierdoor lag de kabel beter in de schijven en kruisten de strengen elkaar niet. Op 23 juli 1834 werd de kabel voor het eerst toegepast in de 484 meter diepe [[Carolinegroeve]] in Clausthal. De constructie van de Albert-kabel was dusdanig dat elke draad van buitenaf geïnspecteerd kon worden, iets wat in latere constructies meestal niet meer mogelijk is. Albert voerde ook de eerste vermoeiingsproeven uit voor buiging.