Universaliënstrijd: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
AGL (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
AGL (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
De '''universaliënstrijd''' of het '''universaliavraagstuk''' is de vraag of algemene begrippen of [[universalia]] werkelijk bestaan en wat ze dan zijn. De felle discussies hierover bereikten een hoogtepunt in de [[Middeleeuwen]]. Hier stonden [[Realisme (filosofie)|realisten]] tegenover [[Nominalisme|nominalisten]], waarbij de eersten stelden dat algemene begrippen in zichzelf bestaan voor de dingen (''universalia ante res''), terwijl de laatsten stelden dat deze slechts namen zijn en dus pas na de dingen bestaan (''universalia post res''), geconstrueerd door mensen.
 
== Realisme in de Oudheidoudheid ==
In de [[Oudheidoudheid]] had [[Plato]] (ca. 427–347 v.Chr.) met zijn [[Ideeënleer]] een extreem realistisch standpunt ingenomen. Plato zag de kenmerken die men kan waarnemen van voorwerpen als tijdelijke zwakke manifestaties van eeuwig bestaande Ideeën of [[Vorm (filosofie)|Vormen]]. Deze Vormen bevinden zich dus buiten de [[materie]], ze zijn [[Transcendentie (filosofie)|transcendent]]. Zo is een specifiek paard een niet-perfecte afspiegeling van het oerbeeld Paard of Paardheid.<br />
Aristoteles (384–322 v.Chr.) nam een gematigd realistische positie in. De vormen of essenties van een voorwerp of [[substantie]] bestonden voor hem werkelijk, maar bevonden zich in de substantie zelf, deze zijn [[Immanentie|immanent]] (''universalia in rebus''). Andersom dan bij Plato volgde het begrip paard dus uit alle individuele paarden.
 
Regel 33:
 
== Gevolgen ==
Het denken van Ockham had ook gevolgen voor zijn houding ten opzichte van de Kerk en wereldlijke macht. Ook hier gold voor Ockham dat er sprake moest zijn van een scheiding tussen beide, iets wat hem in conflict bracht met [[paus Johannes XXII]] (ca. 1249–1334), die hem gevangen liet zetten. Hoewel Ockham wist te ontkomen, werd het nominalisme nog in 1473 verboden door [[Lodewijk XI van Frankrijk|Lodewijk XI]] met het [[edictEdict van Senlis]] in het belangrijkste centrum van de christelijke theologie, de [[universiteitUniversiteit van Parijs]]. De invloed van het nominalisme was echter ondertussen dusdanig groot, dat het edict het jaar daarop al werd afgezwakt en het nominalisme in 1481 weer volledig werd toegelaten. Het werk van Ockham was van grote invloed op de wetenschap en na zijn dood vormde zich een nieuwe school, wat een splitsing betekende in het onderwijs van de ''[[Zeven vrije kunsten|artes liberales]]''. Enerzijds was er de richting die vast bleef houden aan het gematigd realisme, de ''via antiqua'', anderzijds de richting van Ockham, de ''via moderna'' of ''scientia okamica''.
 
Niet alleen de filosofie verkreeg langzamerhand een vrijheid tot eigen ontwikkeling, hetzelfde gold voor de theologie, wat onder meer tot uiting kwam in de [[Duitse mystiek|mystiek]] van [[Meester Eckhart]] (ca. 1260–ca. 1328).