Universaliënstrijd: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 25:
De tussenoplossing van Abélard zou gedurende de twaalfde en dertiende eeuw de norm worden, onder meer bij [[Thomas van Aquino]] (ca. 1225–1274) en [[Bonaventura]] (1221–1274). Aristoteles dicht volgend stelde Aquino dat zintuiglijke waarnemingen de basis van kennis zijn, maar worden deze door het [[actief intellect]] verwerkt tot hun [[essentie]], de ''[[quidditas]]'' of watheid. Hij stelde verder dat er wel een onderscheid is tussen geloof en [[rede]], maar dat deze niet in tegenspraak met elkaar zijn, omdat beide van God komen. De rede was daarbij ondergeschikt aan het willen.
 
[[Johannes Duns Scotus|Duns Scotus]] (1266–1308) draaide dit laatste om en stelde dat de rede volgde uit de wil. Scotus was in zoverre een realist dat hij stelde dat de universalia werkelijk bestonden, maar naast de algemene ''quidditas'' kende hij de individuele ''[[haecceitas]]'' een belangrijkere positie toe. Voor Scotus is er geen twijfel aan de christelijke grondstellingen, maar zijn kritiek betreft de methodiek van de bewijsvoering. Scotus ziet de filosofie en theologie niet als vanzelfsprekend aanvullend, zoals Aquino had gesteld.
 
== Nominalisme van Ockham ==