Romeins leger: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k lf die in 2010 al had moeten gebeuren
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 33:
De belangrijkste innovatie van [[Gaius Marius]] rond [[100 v.Chr.]] was naast de vernieuwde indeling van de Romeinse legioenen, het feit dat voortaan ook uit de lagere sociale de klassen gerekruteerd kon worden. Het soldatenleven was voor mannen uit lagere klassen een relatief aantrekkelijker optie dan voor de wat rijkere Romeinen. Zo ontstond de [[beroepssoldaat]].
 
De eerste legioenen kenden vijf standaarden: [[Arend (roofvogel)|adelaar]], [[wolf]], [[minotaurus]], [[Paard (dier)|paard]] en [[everzwijnbeer]]. In [[104 v.Chr.]] schafte [[Gaius Marius|Marius]] alle veldtekens af met uitzondering van de adelaar, het symbool van [[Jupiter (god)|Jupiter]]. De standaarden waren erg belangrijk voor de legioenen. Het verliet de legerplaats pas als het legioen als geheel verder trok. Het waren belangrijke verzamelpunten tijdens veldslagen en het verlies ervan was een grote schande. Er werd bijvoorbeeld een enorme krachtinspanning geleverd om de adelaars die in [[53 v.Chr.]] verloren waren gegaan, terug te krijgen. Ook had een legioen vaak een eigen herkenningsteken.
 
Met het woord 'legioen' werd in eerste instantie het hele leger bedoeld. Pas in de [[4e eeuw v.Chr.]] bestond de strijdmacht meerdere legioenen. Vanaf de tijd van Marius bestond een legioen op volle sterkte uit tien [[cohort]]en met in totaal 5120 man. Een gewone cohort telde 480 soldaten, verdeeld over zes [[centurie|centuriën]] van 80 man, maar de eerste cohort van het legioen, waarin de beste soldaten zaten, bestond uit vijf dubbele centuriën van 160 man. Elke centurie werd aangevoerd door een [[Centurio (Romeins leger)|centurio]], een uit de manschappen afkomstige onderofficier.