Jim Crow-wetten: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
link beter
Label: bewerking met nieuwe wikitekstmodus
Regel 26:
Vanaf het tweede decennium van de [[20e eeuw]] begon het Hooggerechtshof steeds vaker Jim Crow-wetten ongrondwettelijk te verklaren. In 1915 besliste een meerderheid in [[Guinn vs. de Verenigde Staten]] dat een wet die sommige zwarten pertinent het stemrecht onthield in [[Oklahoma]] ongeldig was; desondanks konden veel zwarten in het zuiden niet stemmen tot de jaren 1950 en 1960. In de zaak [[Buchanan vs. Warley]] (1917) bepaalde het hof dat men in [[Kentucky]] niet het recht had om gesegregeerde woonfaciliteiten verplicht te maken. Het echte vonnis dat rassenscheiding een schending vormde van de grondwet kwam in 1954 in [[Brown vs. Board of Education]], toen men bepaalde dat segregatie op openbare scholen afgeschaft moest worden. Samen met de zaken [[NAACP vs. Alabama]] en [[Boynton vs. Virginia]] in respectievelijk 1958 en 1960 werd de discriminatie door Jim Crow-wetten steeds verder afgebouwd.
 
De Jim Crow-wetten werden overal onwettig met de invoering van de [[Civil Rights Act of 1964]] (CRA). In werking getreden op 2 juli 1964, was CRA een mijlpaal in de federale wetgeving van de Verenigde Staten die de belangrijkste vormen van discriminatie van Afro-Amerikanen en vrouwenwijven verbood, met inbegrip van [[rassensegregatie]]. De wet maakte een einde aan de ongelijke eisen voor [[kiezersregistratie]] en aan rassenscheiding op alle scholen, op het werk en door publieke diensten.
 
De [[Voting Rights Act]] (VRA) van 1965 is een mijlpaal in de federale wetgeving in de Verenigde Staten die rassendiscriminatie bij het stemmen verbiedt. De wet trad in werking na ondertekening door [[Lyndon B. Johnson|president Lyndon B. Johnson]] op 6 augustus 1965, en het congres veranderde later de VRA vijf keer met amendementen om zijn bescherming uit te breiden. De wet was ontworpen om de stemrechten ook praktisch te garanderen, die formeel gezien reeds gewaarborgd werden door het [[Veertiende amendement van de grondwet van de Verenigde Staten|veertiende]] en [[Amendement|vijftiende amendement]] van de [[grondwet van de Verenigde Staten]]. Zo verzekerde de Voting Rights Act het recht om te stemmen voor raciale minderheden in het hele land, vooral in het zuiden. Volgens het [[United States Department of Justice]] wordt deze wet beschouwd als het meest effectieve stuk federale burgerrechtenwetgeving dat ooit in het land is aangenomen. Voorafgaand aan deze wetten waren in veel zuidoostelijke staten boycots en demonstraties gehouden door de [[burgerrechtenbeweging]], gestimuleerd door mensen als [[Rosa Parks]] en [[Martin Luther King]].