Willem IV van Oranje-Nassau: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
10Guillot (overleg | bijdragen)
→‎Huwelijk: Hannover doet anders een Duitse prinses vermoeden
10Guillot (overleg | bijdragen)
Regel 64:
Op 11 mei 1747 deed de prins zijn intrede in Amsterdam. Ter begroeting waren niet alleen de burgemeesters, maar ook alle predikanten aanwezig. Wie geen oranje droeg liep de kans in de gracht gegooid te worden. Zelfs de paarden en ook de ossen op weg naar de slager waren ermee versierd.<ref>{{Aut|Evenhuis, R.B.}} (1974): ''Ook dat was Amsterdam'', deel IV, p. 282.</ref> In november van datzelfde jaar volgde verheffing tot [[erfstadhouder]] van de Republiek, waarbij ook de opvolging in vrouwelijke lijn werd geregeld, want Willem IV had toen enkel een dochter. Hiermee kwam een eind aan het [[Tweede Stadhouderloze Tijdperk]]. De organisator was de porseleinverkoper [[Daniël Raap]], een gematigd [[Doelisten|doelist]], die de oranjegezinde bevolking mobiliseerde. Nog datzelfde jaar verhuisde prins Willem IV met zijn gezin en een deel van zijn hofhouding naar Den Haag, van waaruit de Vereenigde Nederlanden werden bestuurd, alwaar hij ging wonen in Paleis Huis ten Bosch.
 
In 1748, enkele maanden na de geboorte van zijn zoon Willem Batavus, ontstond het [[Pachtersoproer]]. Raap, die zich verzette tegen de [[regenten]] - van oudsher tegenstanders van een rol van de Oranjes in het Nederlandse staatsbestel - overlegde diverse malen met de prins en zijn vrouw. In veel steden werden diverse burgemeesters en vroedschapsleden vervangen. Omstreden was zijn benoeming van de Groningse jonker [[Rudolf de Mepsche]] tot [[landdrost|drost]] van [[Westerwolde (streek)|Westerwolde]].<ref>Als [[grietman]] was deze in 1732 (?) in zijn rechtsgebied verantwoordelijk voor de vervolging, marteling en executie van 22 mannen op beschuldiging van [[sodomie]] of [[homoseksualiteit]].</ref>
 
Zijn belangrijkste raadgevers waren graaf [[Willem Bentinck (1704-1774)|Bentinck]] en [[Mattheus Lestevenon]]. In de nieuwe [[regeringsreglement]]en kreeg de erfstadhouder meer invloed op de benoemingen. Veel afgezette vroedschapsleden kregen echter na verloop van tijd hun zetel terug. Een besluit dat hem niet in dank is afgenomen; de positieve stemming onder de bevolking jegens de prins sloeg volledig om, volgens [[Lodewijk Ernst van Brunswijk-Lüneburg-Bevern]] in een brief aan zijn nicht [[Maria Theresia van Oostenrijk (1717-1780)|Maria Theresia]].