Atjehoorlog: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Wijzigingen door 2A02:A444:D63B:1:C81E:29EB:7A26:9A3E (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Patrick
neutraler red.
Regel 96:
* [[Atjehoorlog (periode 1896-1901)]] was de periode, waarin, na het bloedbad van 1896, onder leiding van commandant van het [[Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger|Nederlands Indisch leger]] [[Jacobus Augustinus Vetter|Vetter]] weer offensief werd opgetreden. Vetter werd een jaar later opgevolgd door [[Joannes Benedictus van Heutsz|Van Heutsz]], die de offensieve lijn doorzette. Van Heutsz werkte samen met de onderzoeker [[Christiaan Snouck Hurgronje]] die een diepgravende studie had gemaakt van Atjeh en zijn bevolking. Snouck Hurgronje was een [[Arabisch|arabist]] die groot aanzien genoot in Atjeh, mede door het feit dat hij moslim was (althans daar gaf hij zich voor uit) en een pelgrimstocht naar [[Mekka]] had gemaakt, wat zijn aanzien verder vergrootte. Snouck Hurgronjes rol is tot op de dag van vandaag onduidelijk, maar gelet op het feit dat een deel van zijn onderzoek gedurende lange tijd [[Geclassificeerde informatie|staatsgeheim]] was, kan men aannemen dat Snouck Hurgronje een uiterst effectief spion was. Hij kwam tot de conclusie dat er drie soorten machthebbers waren in de Atjehse maatschappij: de sultans, de landheren (oeleëebalang) en de religieuze leiders ([[oelema]]s). Hij adviseerde om geweld te gebruiken tegen de oelemas. De macht van de sultan stelde volgens hem feitelijk niets voor en de landadel, zoals Teukoe Oemar, diende door middel van omkoping of chantage tot bondgenoot van de Nederlandse machthebbers gemaakt te worden. Snouck Hurgronje zag echter over het hoofd dat het [[nationalisme]] inmiddels vaste voet in Atjeh had gekregen en dat de [[Divide et impera|verdeel-en-heerspolitiek]] op den duur niet meer zou werken. Van Heutsz ontwikkelde de zogenaamde [[Marechaussee (Nederlands-Indië)|marechaussee]]-tactiek verder; oorlogsvoering met kleine goed bewapende mobiele eenheden van voornamelijk [[Manado|Menado]]nese en later [[Ambon (Indonesië)|Ambonese]] en [[Java (eiland)|Java]]anse soldaten onder leiding van Europese officieren. In [[1903]] verklaarde Van Heutsz, die in [[1898]] gouverneur van Atjeh was geworden, dat de oorlog was gewonnen. Aanleiding was de plechtige overgave van sultan Mohammed Daoed aan Van Heutsz, met op de achtergrond een bijna levensgroot [[staatsieportret]] van [[Wilhelmina der Nederlanden|Koningin Wilhelmina]].
[[Bestand:Daalen.jpg|{{largethumb}}|Luitenant-kolonel Van Daalen met officieren tijdens de tocht door de Gajo- en Alaslanden]]
* Atjehoorlog onder Van Daalen was de periode, waarin [[luitenant-kolonel]] [[Gotfried Coenraad Ernst van Daalen (1863-1930)|van Daalen]] het bewind voerde te Atjeh. In deze jaren werden de resterende guerrillabendenkernen van gewapend verzet één voor één uitgeschakeld, de laatste in [[1914]]. Daarmee leek hetde verzetweerstand gebroken en dat jaar werd daarom wel beschouwd als het feitelijke einde van de Atjehoorlog (in deze jaren, na 1914, onder gouverneur [[Henri Nicolas Alfred Swart|Swart]]).
 
Helemaal rustig werd het nooit in Atjeh. Van tijd tot tijd flakkerde het vuur van het verzet weer op. Europeanen waren het doelwit van moordaanslagenaanslagen en in de jaren 1920-1930 kwam het tot lokale opstanden van flinke omvang. Toen in [[1942]] de Japanse landing voor de deur stond kwamen de Atjehers meteen in opstand en werden de Nederlanders -deze keer voorgoed- uit Atjeh verdreven. De Atjehers stellen dat zij zich nooit hebben overgegeven en houden het einde van hun oorlog met Nederland op 1942.
 
In totaal vielen er in Atjeh in de koloniale tijd, volgens een schatting van onderzoeker Paul van 't Veer, als gevolg van het optreden tegen opstanden meer dan 100.000 doden en een half miljoen gewonden. Een meer recente schatting van de Australische historicus Adrian Vickers bedraagt 50.000 à 60.000 doden. Aan Nederlandse kant sneuvelden circa 2.000 Europese en inheemse militairen en bezweken er nog eens ruim 10.000 aan ziektes als [[cholera]], [[buiktyfus]] en [[beriberi]]. Van de Indonesische [[dwangarbeid]]ers in Nederlandse dienst kwamen er naar schatting 25.000 om.