Institutioneel Revolutionaire Partij: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Labels: Bewerking via mobiel Bewerking via mobiele website
Labels: Bewerking via mobiel Bewerking via mobiele website
Regel 29:
 
===Eenpartijstaat===
In 1946 veranderde de PMR haar naam totin Institutioneel Revolutionaire Partij. Tijdens de PRI stond Mexico dan ook bekend als de "perfecte dictatuur". Verkiezingen vervielenverwerden tot een formaliteit, om de zes jaar werd een nieuwe PRI-kandidaat als president gekozen. De presidentskandidaat werd aangewezen door de zittende president (de ''[[dedazo]]''). Nadat een nieuwe president was aangetreden trok de vorige president zich terug uit de politiek. Ook kandidaten voor andere verkiezingen werden vaak aangewezen door hun voorganger en hadden goedkeuring van het partijestablishment nodig. [[Herverkiezing]] werd tot taboe verklaard. Op deze manier loste de PRI het machtsprobleem dat Mexico sinds haar onafhankelijkheid had geplaagd op. Politieke conflicten konden binnen het partijkader vreedzaam worden opgelost zonder dat landhet landsbestuur ontaardeontaardde in een volledige dictatuur waarin één persoon jarenlang absoluut machthebber was. Voor eenieder met politieke ambities was het dan ook verstandig het verdict van de PRI te accepteren. Op het hoogtepunt van haar macht leverde de PRI de president, alle ministers, alle staatsgouverneurs en 90% van het parlement. Door haar corporatistische structuur en haar nauwe banden met de media was de PRI de vanzelfsprekende winnaar van elke verkiezing; hoewel de partij er niet voor schroomde verkiezingen te vervalsen of oppositiekandidaten te intimideren, zoals gebeurde toen generaal [[Miguel Henríquez Guzmán]] het in 1954 waagde het als onafhankelijk presidentskandidaat op te nemen tegen de PRI-favoriet, verliep de stembusgang meestal relatief rustig en was het voor de partij niet eens nodig daadwerkelijk verkiezingsfraude te plegen. Men kende enkele parlementszetels aan zogenaamde [[satellietpartij]]en toe, om een schijn van democratie te creëren. Alleen de gematigd conservatieve [[Nationale Actiepartij]] (PAN), die vooral steun had onder de middenklasse, werd als daadwerkelijke oppositiepartij getolereerd, maar wist tot de jaren 80 nooit meer te winnen dan een handvol congreszetels en af en toe een burgemeester.
 
Ondanks het ondemocratische karakter van de PRI-staat bestond in Mexico maar ook internationaal enige bewondering voor de PRI, aangezien Mexico onder haar regering een baken van stabiliteit was, het in tegenstelling tot de meeste andere landen in [[Latijns-Amerika]] niet geplaagd werd door staatsgrepen en het geen militaire dictatuur kende. Ook kende Mexico van 1940 tot de jaren 70 een opmerkelijke economische groei, wat wel is aangeduid als het [[Mexicaanse Wonder]].
 
De eerste grote deuk in het imago van de partij kwam in [[1968]], toen er bij het [[bloedbad van Tlatelolco]] 250 demonstrerende studenten werden vermoord. Dit luidde het begin in van een '[[Vuile Oorlog (Mexico)|Vuile Oorlog]]', waarbij honderden tegenstanders werden vermoord. Ook werden er nog eens talloze tegenstanders gearresteerd of gemarteld. Hoewel er wel vaker tegenstanders van het regime gewelddadig vervolgd werden, ging het daarbij meestal om weinig invloedrijke groepen in uithoeken van het land; Tlatelolco was voor het eerst dat de politieke repressie zo expliciet, in de hoofdstad voor het oog van de natie, te zien was. Al snel staken over het hele land vaak gewapende dissidente groepen de kop op. Onder president [[Luis Echeverría]] (1970-1976) raakte Mexico op het randje van een burgeroorlog. Nu duidelijk was dat het oude systeem gebaseerd op corporatisme gebaseerde systeem niet meer goed functioneerde, zetten Echeverría en zijn opvolger [[José López Portillo]] (1976-1982) een populistisch economisch programma in, waarin getracht werd het volk tevreden te houden door de uitgaven aan sociale programma's te verhogen, opnieuw landverdelingen door te voeren en bedrijven te nationaliseren. Dit beleid werd grotendeels betaald door de olieboom in de jaren 70.
 
Toen in 1982 de oliemarkt instortte, kreeg Mexico te maken met acute problemen op de begroting en was het land niet meer in staat om aan zijn internationale betalingsverplichtingen te voldoen. President [[Miguel de la Madrid]] (1982-1988) zag zich gedwongen het roer om te gooien en een meer [[Neoliberalisme (hedendaags)|neoliberale]] koers te varen. Onder zijn presidentschap werd gekort op sociale programma's en veel staatsbedrijven werden (opnieuw) geprivatiseerd. Ook werd het politieke systeem langzaam geopend. Zo kregen meer partijen toestemming deel te nemen aan verkiezingen, een verandering die overigens al onder López Portillo was begonnen.