Séquentiel Couleur à Mémoire: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
woord erbij - ip |
|||
Regel 6:
Een aldus ontstaan frequentiegemoduleerd signaal wordt gesuperponeerd op het helderheidssignaal, zodat ook hier de compatibiliteit met zwart-wit ontvangers blijft bestaan.
Voor de beeldlijnen van 64
In de periode dat detectie van het frequentieverschil in een dergelijk korte tijd van 5 µs lastig en/of kostbaar was, werd er gebruikgemaakt van zogenaamde rasteridentificatie, of verticale identificatie. Gedurende negen lijnen, voorafgaande aan het zichtbare beeld, wordt er beurtelings, steeds gedurende 1 lijntijd een frequentie van 3,9
In Frankrijk wordt de rasteridentificatie van overheidswege als een achterhaald en ongewenst systeem gezien. Het verwijderen daarvan aan de zenderkant wordt lastig, omdat oude ontvangers –met slechts raster-identificatie– moeten kunnen blijven werken. Rasteridentificatie blijft dus bestaan, waardoor de noodzaak tot ontvangervernieuwing niet zo groot is. Nieuwe ontvangers hebben rasteridentificatie als reservemogelijkheid aan boord.
Regel 14:
Om te voorkomen dat de immer aanwezige kleurendraaggolf storend zichtbaar wordt in het beeld, wordt voor deze draaggolf bij elke beeld- of lijnscan een andere startfase toegepast. Bij elke beeldscan start de draaggolf met 180 graden faseverschuiving ten opzichte van de voorgaande beeldscan-start. Bij de eerste twee lijnscans start de draaggolf in dezelfde fase, bij de derde verschuift deze 180 graden ten opzicht daarvan, bij de vierde weer 180 graden, naar nul dus, en de cyclus herhaalt zich voor elke 3 lijnen.
Ook wordt er pre-emphasis toegepast op de kleurverschilsignalen. Dat wil zeggen dat boven een bepaalde frequentie de amplitude met 20
Ten slotte wat getallen:
*De minimale + maximale frequentie voor D'R lijnen zijn resp. 4,126
*De minimale + maximale frequentie voor D'B lijnen zijn resp. 4,020
*De toleranties mogen niet groter zijn dan zo'n 20
*De centrale frequenties zijn respectievelijk 272 maal de lijnfrequentie, en 282 maal de lijnfrequentie.
*De draaggolf van de eerste der 9 rasteridentificatielijnen heeft per raster een frequentievolgorde van respectievelijk 3,9 — 4,756
Zie ook de specificatie van de TDA2506+TDA2507, Philips, 1984.
|