Diogenes van Oinoanda: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 35:
Diogenes liet zijn inscriptie beginnen met een korte inleiding over zijn bedoelingen, gevolgd door de epicurese natuurfilosofie. Dit alles was op ooghoogte aangebracht op de tweede band. In lijn met Epikouros meende Diogenes dat het leven van veel mensen werd vergald door angst voor de goden en voor de dood, en verlangens die de maat van het natuurlijke en noodzakelijke te buiten gingen. Macht en bezit leidden slechts af van het ideaal, een ongestoord leven dat van genieten het doel maakt, begrepen als het vermijden van pijn. Hij zette uiteen dat de werkelijkheid bestaat uit atomen, dat bij ons overlijden de ziel uiteenvalt en dat er geen leven is na de dood. Natuurverschijnselen zijn geen tekenen van de goden en moeten om die reden evenmin angst inboezemen. Na deze inleiding kwam Diogenes tot de eigenlijke natuurfilosofie, met stellingen over dromen en de oorsprong van de mens die gelijken op die van [[Lucretius]].
 
Op de onderste band tekende hij de ethiek van Epikouros op, die gestoeld was op de natuurfilosofie. Behalve de klassieke leer over deugd en genot en de contracttheorie van maatschappelijke rechtvaardigheid, bevat het traktaat ook enkele ideeën die niet typisch zijn voor het epicurisme zoals we het kennen en mogelijk te beschouwen als een originele bijdrage van Diogenes zijn. Beroemd is het fragment waarin hij een [[Gouden eeuw (metafoor)|Gouden Tijdperk]] in het vooruitzicht steltstelde, waarmee hij een eigen versie geeftgaf van een toekomstverwachting die in de 1e eeuw in allerlei vormen leefde. In dit tijdperk zal alles vervuld zijn van rechtvaardigheid en wederzijdse liefde, en zal iedereen studeren en samen het land bewerken zonder slavernij. Weliswaar zallijkt deze toekomst eerder utopisch omdat ze pas zal aanbreken als een bepaalde deugd (wijsheid?) heerst, waartoe hij niet alle mensen in staat achtachtte. Dit belet niet dat hij een opmerkelijke openheid van geest bezat. Behalve dat hij slavernij blijkbaar niet in alle omstandigheden natuurlijk achttevond, is er ook een ethisch fragment datwaarin getuigthij van zijn [[kosmopolitisme]] getuigde, dat al uit de inleiding bleek. Diogenes meende dat er geen echte vreemdelingen zijn. De verschillende segmenten van de wereld mogen verschillende mensen dan een verschillend land geven, het kompas van de wereld geeft alle mensen een enkel land, de hele aarde, en een enkel huis, de wereld.
 
Helemaal onderaan de ethiek bracht hij op een doorlopende regel de zogenaamde hoofdstellingen van Epikouros (''{{polytonic|Κύριαι Δόξαι}} / Kuriai Doxai''). Hoewel een achttal stellingen niet voorkomen in de versie die we kennen van [[Diogenes Laërtius]], wilweerspreekt dat niet per se zeggen dat nietze teruggaan op Epikouros, aangezien hij zijn eigen maximes hogerop aanbracht. De slagzinnen op de onderste regel vormden een soort gemakkelijk te memoriseren samenvatting die ook halfgeletterden kon bereiken.
 
Boven de natuurfilosofie voorzag Diogenes twee banden met spreuken en filosofische brieven, waaronder een brief van Epikouros aan zijn moeder en een van hemzelf aan zijn vriend Antipater. Daarin vernemen we onder meer dat hij op [[Rodos (eiland)|Rodos]] is om de besneeuwde winters van Oinoanda te ontvluchten en dat hij vrienden wil bezoeken in [[Oude Athene|Athene]] of [[Beotië]]. De tekst breekt af waar hij een uiteenzetting over de oneindigheid van het aantal werelden aankondigt. Ook is er een brief waarin Diogenes belooft het onderwijs van een aantal vrouwen af te maken, Wat ooit een belangrijke innovatie van Epikouros was.