Beleg van Tripoli (1102-1109): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
poets
Seldjoeken waren geen Arabieren - nog fouten van JanB46 zoals 'een leiders' en 'een veel'.
Regel 18:
{{Zijbalk kruisvaart-veldslagen in de Levant}}
 
Het '''Beleg van Tripoli''' vond plaats vanaf [[1102]] tot [[12 juli]] [[1109]]. Een leger van de Franse [[kruisridder]] graaf [[Raymond van Toulouse]] belegerde na de [[Eerste Kruistocht]] zeven jaar lang de door de [[Turken|Turkse]] [[Seltsjoeken]] verdedigde stad. De uiteindelijke inname leidde tot de stichting van de vierde [[kruisvaarderstaat]], het [[graafschap Tripoli]].
 
== Achtergrond ==
Na de [[Beleg van Antiochië (1097-1098)|verovering van Antiochië]] in juni 1098 en de vernietiging van [[Ma'arrat al-Numan]] in 1099, waren de Syrische [[emir]]s bang geworden voor de oprukkende kruisvaarders. Ze verleenden hen vrije doortocht en droegen soms steden zonder strijd aan hen over. Sultan [[ibn Munqidh]], emir van [[Shaizar]], zond een gezant naar Raymond van Toulouse, een leidersleider van de belegering van Tripoli, om provisie en voedsel voor mannen en paarden aan te bieden. Hij bood ook zijn diensten aan om hen naar [[Jeruzalem]] te begeleiden. De emir van [[Homs]], [[Janah ad-Dawla]], die tien jaar eerder tijdens het beleg van Antiochië nog tegen de kruisvaarders gevochten had, bood een aantal paarden aan. De [[kalief]] van Tripoli, [[Jalal al-Mulk]] zond geschenken en nodigde de belegeraars uit voor een bezoek. Uiteindelijk werd er een alliantie gesloten tussen deze emirs en de kruisvaarders. De kruisvaarders gingen vervolgens verder naar [[Arqa]], dat ze van februari tot mei 1109 zonder succes belegerden, voordat ze verder zuidelijk trokken richting Jeruzalem. Ze deden geen aanvallen op [[Tripoli (Libanon)|Tripoli]] of andere bezittingen in het gebied.
 
== Terugkeer van Raymond ==
Regel 27:
 
== Het beleg ==
In 1102 liet Raymond met behulp van Byzantijnse constructeurs de [[citadel]] [[Mons Peregrinus]] (''pelgrimsberg'') bouwen zodat Tripoli geïsoleerd was van het achterland. Samen met de Genuees Hugo Embriaco nam Raymond [[Gibelet]] in. Na de [[Slag bij Harran]] in 1104, riep [[Fakhr al-Mulk]] de hulp in van [[Sokman]], een voormalig [[Artuklu]] gouverneur van Jeruzalem. Sokman vertrok naar Syrië, maar werd door de belegeraars gedwongen weer terug te keren. Fakhr al-Mulk deed in september 1104 een aanval op Mons Peregrinus, hij doodde daarbij een veel kruisvaarders en wist een vleugel van de citadel af te branden. Raymond raakte bij deze aanval zwaargewond en stierf vijf maanden later aan zijn verwondingen. Hij werd als leider vervangen door zijn neef [[Willem II van Cerdagne|Willem Jordaan]], graaf van Cerdagne. Op zijn sterfbed regelde Raymond nog een akkoord met de kalief. Als die stopte met het onder vuur nemen van het fort, zouden de kruisvaarders de handel in en om Tripoli met rust laten. De kalief accepteerde dit aanbod.
 
In 1108, werd het steeds moeilijker om voedsel naar de belegerde inwoners te brengen. Veel inwoners vluchtten naar andere steden als [[Homs]], [[Tyrus]] en Damascus. De edelen van de stad, die de kruisvaarders in een eerder stadium hadden verraden, werden geëxecuteerd in het kruisvaarders kamp. Fakhr al-Mulk, was radeloos aan het wachten op versterkingen van Seldjoek sultan [[Mehmed I Tapar]], die eind maart met vijfhonderd manschappen en diversen giften naar Bagdad was getrokken. Tijdens zijn reis deed hij [[Damascus]] aan waar hij met open armen werd ontvangen door [[Toghtegin van Damascus|Toghtegin]], vervanger van de pas overleden Dukak. Eenmaal in Bagdad werd Mehmed I met groots vuurwerk ontvangen. Zijn gedachten waren niet meer bij Tripoli maar er moest onderhandeld worden over een dispuut over [[Mosoel]]. Fakhr al-Mulk keerde zelf in augustus terug naar Damascus, waar hij vernam dat de overige edelen, die het wachten op de terugkeer van de kalief beu waren, Tripoli hadden overhandigd aan al-Afdal Shahanshah, vizier van Egypte.