Eerste Kamer der Staten-Generaal: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Land
Label: bewerking met nieuwe wikitekstmodus
Regel 25:
 
Bij de [[Nederlandse Grondwet#1887|grondwetsherziening van 1887]] veranderde de inkomenseis voor de Eerste Kamer. Burgers die een "hoog en gewichtig ambt bekleedden of hadden bekleed" konden vanaf dat moment ook verkozen worden.<ref name="ek"/><ref>Berg, J.Th.J. van den & Vis, J.J. (2013) ''De eerste honderdvijftig jaar. Parlementaire geschiedenis van Nederland 1796-1946'', p. 437</ref> Het aantal Eerste Kamerleden werd verhoogd van 39 naar 50.
noor
 
Bij de [[Nederlandse Grondwet#1917|grondwetsherziening van 1917]] verkregen vrouwen het passieve kiesrecht voor de Eerste Kamer, en werden alle overige beperkingen om lid te mogen worden opgeheven. Het [[meerderheidsstelsel]] werd vervangen door een [[evenredige vertegenwoordiging]].<ref name="ek"/> In november 1918 gingen er stemmen op om de Eerste Kamer af te schaffen. Tweede Kamerlid [[Alibert Cornelis Visser van IJzendoorn|Visser van IJzendoorn]] kreeg bekendheid om zijn uitspraak dat bij opheffing alleen de boden van de Eerste Kamer zouden treuren. De regering kwam met een voorstel om de zittingsduur terug te brengen tot vier jaar en tegelijkertijd met de ontbinding van de Eerste Kamer ook de Provinciale Staten te ontbinden, waarvan de leden wel die van de Eerste Kamer zouden blijven kiezen. Het voorstel werd in de Eerste Kamer verworpen, waarop de voorzitter van de ministerraad [[Charles Ruijs de Beerenbrouck]] het plan indiende om de zittingsduur naar zes jaar te verlagen en elke drie jaar de helft van de leden te laten kiezen door de helft van de Provinciale Staten. Beide Kamers gingen in 1922 akkoord.<ref>Oud, P.J. (1997, 11e herziene druk) ''Staatkundige vormgeving in Nederland I 1840-1940'', p. 233</ref>