De '''godsdienstvrede van [[Augsburg (stad)|Augsburg]]''' was een vredesovereenkomst die inop 25 september [[1555]] – na veertig jaar van religieuze twisten in het [[Heilige Roomse Rijk]], met als hoogtepunten de [[Schmalkaldische Oorlog]] (1546-1552) en de [[Vorstenopstand]],getekend– werd opin de vrije rijksstad [[RijksdagAugsburg (Heilige Roomse Rijkstad)|RijksdagAugsburg]] vangetekend [[25 september]] [[1555]] een compromis bereiktwerd tussen de [[huisHuis Habsburg|Habsburgse]] [[keizer FerdinandKarel I (1503-1564)|Ferdinand IV]], dievertegenwoordigd door zijn broer [[keizerKeizer KarelFerdinand I V(1503-1564)|Ferdinand]] verving, en de katholieke Rijksgrotenrijksgroten aan de ene kant, en het [[Schmalkaldisch Verbond]] aan de andere kant, dat de [[protestantisme|protestantse]] rijkvorsten groepeerde.
MenDe vrede van Augsburg ging uit van het principe ''[[cuius regio, eius religio]]'' (''van wie het land is, is ook de godsdienst''). Dit hield in dat iedere [[rijksvorst]] zelf besliste welke godsdienst in zijn gebied opgelegd werd en daarom ook de kerkgoederen mocht beheren. In het verdrag werd bewerkstelligd dat bisschoppen die zich tot het [[protestantisme]] bekeerden, afstand moesten doen van hun geestelijke macht. [[protestantisme|Protestantse]] onderdanen mochten onder betaling van losgeld verhuizen uit een [[katholicisme|katholiek]] landsgedeelte en omgekeerd.
De godsdienstvrede maakte definitief en officieel een einde aan de geloofseenheid in het Heilige Roomse Rijk, waarvan feitelijk al enige tijd geen sprake meer was. Het was ook een overwinning van de Duitse vorsten op het centrale gezag van de keizer en heeft wellicht bijgedragen aan de decentrale structuur die Duitsland sindsdien gehouden heeft.