Tiglien: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
1 bron(nen) gered en 0 gelabeld als onbereikbaar #IABot (v1.4.2)
k →‎Historie en naamgeving: -/- spaties voor ref (verzoek op WP:VPB)
Regel 4:
 
==Historie en naamgeving==
In de [[klei]]groeven in de directe omgeving van de Noord-Limburgse plaats [[Tegelen]] werden in het begin van de [[20e eeuw|twintigste eeuw]] [[fossiel]]e resten van [[zoogdieren]], planten (zaden, vruchten en houtresten) en [[mollusken]] gevonden. [[Eugène Dubois]] was geïnteresseerd in de fossiele zoogdierresten omdat hij van mening was dat de kans om hier fossiele mensen te vinden groot was. Hij nam aan dat de ouderdom van de zoogdieren ongeveer overeenkwam met de zoogdierfossielen uit het [[Cromer Forest Bed]] in [[East Anglia]]. Fossiele mensen werden echter niet aangetroffen waardoor Dubois zijn belangstelling verloor. Overigens leefden in het Tiglien wel al voorouders van de mens zoals ''[[Homo habilis]]'' maar toen was hun leefgebied nog beperkt tot [[Afrika (hoofdbetekenis)|Afrika]]. [[Pieter Tesch]], de latere directeur van de [[Rijks Geologische Dienst]] was het oneens met de door Dubois veronderstelde ouderdom en verzocht daarom de Engelse [[paleobotanie|paleobotanici]] [[Clement Reid|Reid]] & Reid de plantaardige resten te bestuderen. Zij concludeerden dat de flora afkomstig was uit een nog niet benoemde geologische periode die (aanzienlijk) ouder was dan het Cromer Forest Bed en jonger dan de [[Plioceen|Pliocene]] [[sediment|afzettingen]] van [[Reuver]]. Aan deze periode gaven zij de naam 'Teglian', naar de plaats Tegelen<ref>{{en}} {{Aut|Reid, C. & Reid, E.M.}}, 1915. ''The Pliocene flora of the Dutch-Prussian border''. Mededelingen van de Rijksopsporing van Delfstoffen, 6: 1-178.</ref>. De term 'Tiglien' wordt door Van der Vlerk & Florschütz in 1950 ingevoerd.<ref>{{nl}} {{Aut|[[Isaak Martinus van der Vlerk|Vlerk, I.M. van der]] & Florschütz, F.}}, 1950. ''Nederland in het IJstijdvak.'' Utrecht. 289 pp.</ref><ref>{{fr}} {{Aut|Bourdier, F. (Ed.)}}, 1957. ''Lexique stratigraphique international, Vol. I. Europe, Fasciule 4 b - France, Belgique, Pays-Bas, Luxembourg: Quaternaire.'' Congress Géologique International - Commission de Stratigraphie. Edit. Centre National de la Recherche Scientifique, Paris. 231 pp.</ref> Zagwijn onderzocht het pollen uit de kleiige afzettingen <ref>{{en}} {{Aut|Zagwijn, W.H.}}, 1960. ''Aspects of the Pliocene and Early Pleistocene vegetation in the Netherlands''. Mededelingen Geologische Stichting, Serie C-III-l, 5: 1­78 pp.</ref><ref>{{en}} {{Aut|Zagwijn, W.H.}}, 1963. ''Pollen-analytic investigations in the Tiglian of the Netherlands''. Mededelingen Geologische Stichting, N.S. 16: 49-71</ref> onder andere uit de [[groeve]] 'Egypte' van Russel Tiglia bij Tegelen. Hij concludeerde dat er verschillende fasen van een [[interglaciaal]], het Tiglien, te onderscheiden waren. Deze groeve wordt sindsdien als het [[stratotype]] van het Tiglien beschouwd.
 
De zanden en kleien in deze groeven behoren tot de [[Formatie van Waalre]] (vroeger: [[Formatie van Tegelen]]). Dit zijn [[Vroeg Pleistoceen|Vroeg Pleistocene]] riviersedimenten van de [[Rijn]]. Tijdens het Tiglien liep de [[Maas]] niet langs Tegelen, maar voegde deze zich boven [[Aken (stad)|Aken]] bij de Rijn wiens bedding toen veel westelijker lag dan nu en ook veel groter was waardoor ook Limburg tot het stroomgebied behoorde.