Chauken: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
10Guillot (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Kleuske (overleg | bijdragen)
Geen consensus, zie TP.
Regel 1:
[[Bestand:Roman Empire 125.svg|thumb|400px|Kaart van het Romeinse Rijk in 125 onder [[Hadrianus]], met het leefgebied van de ''Chauci'' in het tegenwoordige Noord-Duitsland]]
De '''Chauken''' ([[Latijn]]: ''Chauci'') waren een [[Germanen|Germaanse]] stam in het Noord-Duitse gebied tussen de [[Eems]] en de [[Elbe (rivier)|Elbe]], de oosterburen van de [[Frisii]]. Aan de kust woonden ze, net als de Frisii, op [[terp]]en (wierden). De beroemdste van hun terpen is [[Feddersen Wierde]].<ref>Archeologie in Nederland, jaargang 1, april 2017, p. 29</ref> De Groot Chauken woonden tussen [[Wezer]] en Elbe, de Klein Chauken tussen Eems en Weser.<ref>[https://books.google.nl/books?id=cnNTDwAAQBAJ&lpg=PA27&ots=ecOo4rz3Xi&dq=%22chauci%20minores%22&pg=PA27#v=onepage&q=%22chauci%20minores%22&f=false Eight Human Skulls in a Dung Heap and More: Ritual practice in the terp"]</ref> In eerste instantie waren ze bondgenoot van de Romeinen en leverden ze hulptroepen aan [[Germanicus]] in diens veldtocht tegen [[Arminius (veldheer)|Arminius]]. Dit blijkt niet alleen uit historische bron, maar ook uit vondsten uit een ruiterkamp op de [[Hunerberg]] bij [[Nijmegen]].
 
Tacitus noemt de Chauci in zijn geschrift ''De Germanen'' (in het jaar 98):
 
{{cquote|Ze zijn de aanzienlijkste stam onder de Germanen en handhaven hun vooraanstaande positie bij voorkeur door rechtvaardig optreden. Zonder inhaligheid, zonder machtsvertoon leven zij in alle rust op zichzelf: ze beginnen geen oorlogen en richten geen verwoestingen aan door roof- en plundertochten. Het beste bewijs van hun kwaliteit en kracht is wel dat ze hun superioriteit niet te danken hebben aan onrechtmatig gedrag. Niettemin heeft iedereen er de wapens bij de hand en indien nodig staat er in een mum van tijd een leger met veel manschappen en paarden. In vredestijd is hun reputatie dezelfde.'<ref>Tacitus (98), ''De Germanen'', vertaling V.Hunink , 2000, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, p. 81,82 </ref>}}
 
Het is opmerkelijk, dat Tacitus dit over de Chauken schrijft, aangezien hij zelf een van de verslaggevers was van de oorlogshandelingen, die plaatsvonden tussen de Romeinen en Germanen.<ref>Archeologie in Nederland, jaargang 1, april 2017, p. 28</ref>
 
In eerste instantie waren ze bondgenoot van de Romeinen en leverden ze hulptroepen aan [[Germanicus]] in diens veldtocht tegen [[Arminius (veldheer)|Arminius]]. Dit blijkt niet alleen uit historische bron, maar ook uit vondsten uit een ruiterkamp op de [[Hunerberg]] bij [[Nijmegen]].
 
Later ([[47]] n.Chr.), na de opstand van de [[Friezen]] ([[28]] n.Chr.), deden ze onder leiding van de [[Cananefaten|Caninefaat]] [[Gannascus]] invallen in [[Germania Inferior]] en plunderden de kusten van [[Gallia Belgica]]. [[Corbulo]] probeerde Gannascus te vermoorden door een missie naar de Groot Chauken te sturen, wat tot grote ophef onder de Chauken leidde. Daarop verbood [[Claudius (keizer)|Claudius]] aan Corbulo verdere acties in Germania Transrhenanum te ondernemen, aangezien een nieuwe opstand dreigde.