Apotheker: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Versie 51071564 van 81.82.255.230 (overleg) ongedaan gemaakt.
Label: Ongedaan maken
Regel 20:
Het ambt van apotheker bestond echter ook al in vergelijkbare vorm in de klassiek oudheid. Het verschil was dat de inhoud van het ambt en ook de wettelijke basis voor het voeren van de ambtstitel 'apotheker' minder duidelijk was geregeld. De toenmalige apothekers bereidden medicamenten die ze aan artsen verkochten en niet aan patiënten. Het onderscheid tussen het ambt van [[arts]], apotheker en kruidenhandelaar was in de klassieke oudheid minder sterk dan later het geval was.
 
Apothekers hebben van oorsprong een zeer afwisselend beroep en waren lange tijd ook kruideniers. Ze sloten zich dan ook aan in dezelfde [[gilde (beroepsgroep)|gilde]]. De kruidenier was oorspronkelijk de [[groothandelaar]] in [[specerijen]], [[verfstoffen]] en [[kruidenwijnen]]. Hij verkocht aan artsen, maar was daarnaast ook detaillist. Tot aan de zestiende eeuw bezaten de apothekers het [[monopolie]] op de verkoop van [[tafelsuiker|suiker]] en [[suikerbroden]]. Na de ontdekking van Amerika verkocht de apotheker ook [[tabak]], [[Cacaopoeder|cacao]] (maar na 3 jaar mocht dat niet meer van de wet) en kostbare suiker waaruit hij [[confituren]], [[suikerwaren]] en koeken bereidde. [[Suikerriet]] werd echter massaal ingevoerd, waardoor de prijzen instortten en de bereiding van suikerwerk overging in de handen van de banketsuikermakers. [[Marsepein]] kreeg tijdens de middeleeuwen een geneeskrachtig imago door het suikergehalte. In de zestiende eeuw was marsepein dan ook een product dat alleen door apothekers gemaakt mocht worden. De apotheker was niet alleen medicijnmaker en -verkoper, maar dus ook handelaar in allerlei levens- en genotsmiddelen.
Gemeentebesturen trachten via keuren en [[Farmacopee|stadsfarmacopees]] invloed uit te oefenen op de kwaliteit van de beroepsuitoefening en via belastingen op de prijzen van geneesmiddelen. De opleiding van leerknecht tot apotheker geschiedde in de apotheek. Na een leertijd van twee of drie jaar kon de leerling, tegen een niet onaanzienlijk examengeld, examen afleggen, meestal ten overstaan van stadsdoktoren en apothekers.