Vereenigde Oostindische Compagnie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Baai? - Comité tot de zaken van de Oost-Indische handel en bezittingen lijkt inderdaad wel als "Oost-Indische" geschreven te worden als je op Google moet afgaan. - Ik hou niet zo van mode=packed.
Regel 4:
| onderschrift = Het [[Oost-Indisch Huis (Amsterdam)|Oost-Indisch Huis]] door [[Reinier Vinkeles]], 1768.
| oprichting = Octrooi verleend op [[20 maart]] 1602.
| oprichter = De [[Staten-Generaal van de Nederlanden|Staten-Generaal]] op initiatief van [[Johan van Oldenbarnevelt (hoofdbetekenis)|Johan van Oldenbarnevelt]]
| doel = Zeehandel met het gebied ten oosten van de [[Kaap de Goede Hoop]] en ten westen van de [[Straat Magellaan]].
| financiering = Via [[Aandeel|aandelen]]; vast kapitaal: ruim 6,4 miljoen gulden.
Regel 14:
| sleutelfiguren = Onder anderen [[Pieter Both]], [[Jan Pieterszoon Coen]], [[Antonio van Diemen|Antonie van Diemen]], [[Joan Maetsuycker]], [[Rijklof van Goens]]
| werknemers = tot 28.000
| producten = Aanvankelijk vooral specerijen als [[peper (hoofdbetekenis)|peper]], [[foelie]], [[kruidnagel]], [[nootmuskaat]] en [[kaneel]], maar ook [[porselein]], slaven, ruwe olie, [[ivoor]], tijger-, waterbuffel- en hertenvellen, hout, koper, zilver, [[Robijn (korund)|robijnen]], [[saffier]]en, zwavel, [[borax (mineraal)|borax]], Chinees muntgeld, [[muskus]], [[gember]], [[hennep]], [[salpeter]], [[Betelpalm|betelnoten]], [[kamfer]], [[tin (element)|tin]], [[benzoë]], [[technische zink]], bijenwas, [[kardemom]], [[cachou]], textiel, lood, ijzer, goud, olifanten, aardewerk, [[Zijde (textiel)|zijde]], [[Koffieplant|koffie]], [[thee (drank)|thee]], [[tafelsuiker|suiker]], [[katoen (hoofdbetekenis)|katoen]] en [[opium]].
| sector = Zeehandel
| industrie =
Regel 29:
De VOC werd in 1602 opgericht als de ''Generale Vereenichde geoctrooieerde Compagnie''.<ref>Balk, G.L., Dijk, Frans van en Kortlang, D.J. (2007) The archives of the Dutch East India Company (VOC) and the local institutions in Batavia (Jakarta), p. 46</ref> Het was destijds het grootste handelsbedrijf ter wereld en was de eerste [[naamloze vennootschap]] met vrij verhandelbare [[aandeel|aandelen]].<ref>{{Citeer web |url=http://www.oudsteaandeel.nl/ |titel='s Werelds oudste aandeel |auteur= |uitgever=oudsteaandeel.nl |datum= |bezochtdatum=1 januari 2013}}</ref> De VOC wordt vaak genoemd als het eerste bedrijf dat in meerdere landen vestigingen had. De VOC richtte een handelsnetwerk op tussen de diverse handelsposten in de [[Indië (regio)|Aziatische regio]]. Deze intra-Aziatische handel zorgde vele jaren voor grote winsten. De VOC sloot daartoe naar believen traktaten met oosterse [[Absolute monarchie|potentaten]] en vorsten.<ref name="Dillen, J.G. 1970 p. 127">Dillen, J.G. van (1970) Van Rijkdom en Regenten. Handboek tot de Economische en Sociale Geschiedenis van Nederland tijdens de Republiek, p. 127.</ref> De compagnie sloeg tijdelijk [[Muntsysteem van de Vereenigde Oostindische Compagnie|eigen munten]], want in Azië was nauwelijks vraag naar Europese producten. De VOC had een eigen leger en oorlogsschepen ter handhaving of uitbreiding van haar positie en om zo nodig handel met de lokale bevolking af te dwingen. De compagnie stortte zich in de eerste jaren in dure militaire campagnes om de Portugezen uit Aziatische handelsposten te verdrijven en andere concurrenten op een afstand te houden. <!--De [[vaste kosten]] bleven hoog vanwege de vele garnizoenen die bemand moesten worden en de sterke oorlogsvloot die nodig was om het handelsgebied van de VOC te verdedigen en verder uit te breiden.--> Rond 1700 was de helft van het aantal medewerkers soldaat.<ref>Gaastra, F. (2002) 'Sware continuerende lasten en groten ommeslagh', p. 85. In: De Verenigde Oost-Indische Compagnie. Tussen oorlog en diplomatie. Onder redactie van G. Knaap en G. Teitler</ref>
 
Binnen de Aziatische [[factorij]]en en het door haar gecontroleerde gebied regelde de compagnie bestuur en rechtspraak. Er werd handel gedreven (soms kort) met onder meer [[Mokka (Jemen)|Mokka]], [[Perzische Rijk|Perzië]], [[Gujarat]], [[Malabar (India)|Malabar]], [[Ceylon (VOC-gebied)|Ceylon]], de [[Kust van Coromandel|Coromandelkust]], [[Bengalen (gebied)|Bengalen]], [[VOC-handelspost Ayutthaya|Ayutthaya]], [[Cambodja]], [[Myanmar|Birma]], [[Vietnam]], [[Nederlands-Formosa|Formosa]], [[Chinees Keizerrijk|China]], [[Japan (hoofdbetekenis)|Japan]], [[Java (eiland)|Java]] en de [[Molukken]] waar lange tijd de meeste winst werd gemaakt. De VOC stimuleerde ontdekkingsreizen in de hoop op snellere verbindingen, nieuwe handelscontacten en producten, taalonderzoek met de bedoeling het christelijk geloof onder de aandacht van de plaatselijke bevolking te brengen en [[etnobotanie|etnobotanisch]] onderzoek om het aantal slachtoffers onder haar werknemers te doen afnemen. Op het toppunt van haar macht had de VOC 25.000 werknemers in Azië in dienst. In Nederland had de VOC zo'n 3.000 personeelsleden en indirect waren in de toelevering velen er economisch afhankelijk van. Van hoog tot laag hielden de werknemers zich bezig met [[smokkel]] om hun karige salarissen aan te vullen.
 
De VOC had veel te lijden van de [[Vierde Engels-Nederlandse Oorlog]] (1780-1784), toen door de Engelsen meerdere handelsposten ingenomen werden en volle handelsschepen gekaapt werden. De verliezen worden geraamd op mogelijk zestig miljoen gulden. Tijdens de [[Bataafse Republiek]] werd het bedrijf, machtssymbool van het "ancien regime", in maart 1795 [[Nationalisering|genationaliseerd]]. De schuld bedroeg een jaar later 120 miljoen gulden, die de staat overnam.<ref>Enthoven, Victor (2001) [http://collectie.legermuseum.nl/sites/strategion/contents/i004530/arma36%20de%20verenigde%20oostindische%20compagnie.pdf De Verenigde Oost-Indische Compagnie en de Staten-Generaal] Armamentaria (jaargang 36), een uitgave van het Legermuseum</ref> Het octrooi werd nog tweemaal verlengd om de lopende zaken af te handelen. Voor het laatst tot 31 december 1800.<ref name="F.S. Gaastra">F.S. Gaastra [http://www.gahetna.nl/collectie/archief/ead/index/eadid/1.04.02/aantal/20 Archiefvorming --> Geschiedenis van de geschiedvorming --> 8. Het einde van de VOC], gahetna.nl</ref>
Regel 37:
Tussen 1498 en 1595 was de [[specerijenhandel]] op Oost-Indië volledig in handen van de Portugezen, gedekt door het pauselijke [[Verdrag van Tordesillas]]. Nadat [[Portugal]] met [[Spanje]] – waarmee de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in oorlog was – één land was geworden, werd het de Nederlanders verboden om Spaanse en Portugese havens aan te doen. Daarop werd in de Republiek besloten om zelf de specerijen te gaan halen in Oost-Indië.
 
Er ontstonden vanaf 1595 meerdere compagnieën met handel op Oost-Indië. Raadpensionaris [[Johan van Oldenbarnevelt (hoofdbetekenis)|Johan van Oldenbarnevelt]] was niet de enige die vond dat de concurrentie de winst drukte. Daarnaast konden deze zogenaamde [[Voorcompagnie|voorcompagnieënvoorcompagnie]]ën geen bepalende rol spelen in de strijd tegen de koning van Spanje. Een grote verenigde compagnie zou daarentegen in zijn ogen een krachtig militair én economisch wapen zijn, en hij dwong de compagnieën te fuseren. De inkomsten die de VOC in de vorm van allerlei belastingen en [[accijns|accijnzen]] voor de staat zou genereren, werden voor het land van groot belang geacht voor de financiering van de [[Tachtigjarige Oorlog]]. Dat bleek in de praktijk ook zo te zijn.<ref>Enthoven, Victor; (2001)</ref> Aan het eind van zijn leven liet Van Oldenbarnevelt weten dat bij de oprichting voor hem het staatsbelang zwaarder woog dan dat van de aandeelhouders.
 
== Naamgeving ==
Regel 95:
 
== Schepen ==
[[File:Houtsnijwerk van de Batavia (20).JPG|thumb|260px|Replica van het VOC-[[spiegelretourschip]] [[Batavia (schip)|Batavia]], een vroeg -17e -eeuws schip]]
[[Bestand:VOC Amsterdam.jpg|thumb|260px|Replica van het VOC-[[spiegelretourschip]] ''[[Amsterdam (schip, 1748)|Amsterdam]]'', een medio 18e -eeuws schip]]
Gedurende bijna 200 jaar van zijn bestaan werden ongeveer 4700 schepen naar Azië uitgerust, waarvan bijna 1700 in de zeventiende en meer dan 3000 in de achttiende eeuw. Van de in totaal 1772 VOC-schepen die tussen 1603 en 1795 van stapel liepen, werden er 336 op de Middelburgse werven gebouwd, in Rotterdam 110, Delft 111, Enkhuizen 108, Hoorn 102 en in Amsterdam 683; 247 schepen gingen in die periode verloren. Vanaf de Middelburgse rede bij "Zeeburg" [[Fort Rammekens]] vertrokken 1147 schepen.
 
Regel 133:
Het feitelijke handelsgebied van de VOC strekte zich uit van Kaap de Goede Hoop tot Japan. De uitreding van schepen was een zo kostbare aangelegenheid dat er aanvankelijk weinig winst werd gemaakt. Typerend is dat de VOC-bewindhebbers in het begin uit eigen zak de boekhouders, de kassier en het overige kantoorpersoneel bezoldigden.<ref>Dillen, J.G. (1970) p. 113-114</ref> De koersen van de actiën stegen snel toen [[Steven van der Hagen]] in 1605 als eerste met een rijke lading terugkwam en er in 1607 geruchten waren over een verovering van de Maleise stad [[Nederlands-Malakka|Malakka]].
 
De eerste jaren werd zwaar geïnvesteerd in een oorlogsvloot, om in Azië vaste voet aan de grond te krijgen. Aan de Staten-Generaal werd geld gegeven om in Portugal handels- en oorlogsschepen aan te vallen en havens te blokkeren. Zelf veroverde de VOC in de Indische archipel diverse Portugese forten en maakte 150 tot 200 schepen buit. De VOC groeide daarmee reeds in de beginjaren uit tot een kaapvaartcompagnie. Ook tijdens het [[Twaalfjarig Bestand]] ging de gewapende strijd tegen de Spanjaarden en Portugezen onverminderd door. Zo werd de in Spaanse handen zijnde haven van [[Manilla (hoofdbetekenis)|Manilla]] verscheidene malen geblokkeerd. Pas begin jaren twintig zou de VOC van vrijbuiter worden omgevormd tot handelscompagnie.
 
De eerste vier expedities naar Azië kostten de VOC meer geld dan was ingelegd. Tevens waren er meer specerijen geïmporteerd dan verkocht konden worden. In 1605 was [[Isaac le Maire]] wegens fraude als bewindhebber afgezet. Hij begon het financiële bedrijf [[Groote Compagnie]] dat zich richtte op de termijnhandel van de VOC-aandelen, waarbij het hem lukte om de koers te laten zakken om op die manier zelf hogere winsten te creëren en de VOC een loer te draaien. De VOC-bewindhebbers zagen zich om die reden in 1610 genoodzaakt om voor het eerst dividend uit te keren om de aandelenkoers te laten stijgen.<ref>Zowel J.G. van Dillen en H. den Heijer beschouwen 1610 of 1611 als het eerste jaar waarin winstuitkering werd gedaan.</ref> Bij gebrek aan contanten werd die in specerijen uitbetaald. De koers steeg daarop, maar desondanks had de VOC in 1612 meer geld uitgegeven dan was binnengekomen en was het onmogelijk om de investeerders die dat wilden hun inbreng terug te betalen. De Staten-Generaal bepaalde daarop dat de kapitaalverstrekkers nog tien jaar op hun geld moesten wachten.<ref>Vanvugt, E. (2002) Zwartboek van Nederland overzee. Wat iedere Nederlander moet weten, p. 51</ref>
Regel 167:
De VOC concentreerde de teelt van kruidnagelen op het Molukse eiland [[Ambon (eiland)|Ambon]] door op andere Molukse eilanden alle kruidnagelbomen te kappen. Geweld tegen de plaatselijke bevolking werd daarbij niet uit de weg gegaan.
 
Coen gaf in 1622 opdracht om de Portugezen met geweld uit [[Macau (hoofdbetekenis)|Macau]] te verjagen. De Portugese verdediging bleek sterker dan gedacht en de aanval werd een mislukking. Vervolgens werd een fort gebouwd op de wat verderop gelegen eilandengroep [[Pescadores]] in de [[Straat van Taiwan|Straat Formosa]] om van daaruit op China handel te drijven, maar de Chinezen toonden weinig interesse, waarop besloten werd om langs de Chinese kust te gaan roven. Dat leidde tot een tegenreactie van de Chinezen, die de VOC op de Pescadores aanvielen. Na een beleg van enkele maanden gaven de Hollanders zich over en verkasten naar een zandbank vlak bij het nog verder van de Chinese kust afgelegen [[Nederlands-Formosa|Formosa]]. In 1633 vond er een nieuwe strijd plaats over wie de baas was in de Straat Formosa. Deze [[Zeeslag bij de baai van Liaoluo]] werd opnieuw glansrijk door de Chinezen gewonnen.
 
Vanaf 1634 won de factorij aan de [[Hooghly (rivier)|Hooghly]] steeds meer aan belang. Pas vanaf dit jaar werd jaarlijks [[dividend]] uitgekeerd.<ref>Dillen, J.G. (1970) p. 126</ref>
Regel 183:
[[File:AMH-2634-NA Map of Ceylon.jpg|thumb|260px|Kaart van het eiland [[Sri Lanka|Ceylon]] na de soevereine overdracht in 1766 van alle kustgebieden aan de VOC door het [[Koninkrijk Kandy]]. Alles binnen de rode lijn behoorde Kandy toe, erbuiten aan de VOC. (Jean du Perron, 1789, collectie [[Nationaal Archief]], [[Den Haag|'s-Gravenhage]])]]
[[File:AMH-5644-KB The conquest of Macassar by Speelman from 1666 to 1669.jpg|thumb|260px|[[Makassar]] werd door de VOC veroverd op de inlanders in de jaren 1666-1669]]
In 1654 waren de factorijen [[Suratte]] in noordwest India, [[Jambi (stad)|Jambi]] op [[Sumatra (hoofdbetekenis)|Sumatra]], [[Fort Zeelandia (Formosa)|Fort Zeelandia]] op Formosa en [[Dejima]] in Japan de enige die winst maakten; de andere leden verlies, inclusief die van Batavia.<ref>Ottow, W.M. (1954) Rijckloff Volckertsz van Goens: de carrière van een diplomaat 1619-1655, p. 155</ref>
 
De Portugezen werden in 1658 op gewelddadige van [[Ceylon (VOC-gebied)|Ceylon]] verdreven waardoor de handel in [[Olifanten|olifant]]en en [[kaneel]] volledig in handen van de VOC kwam. Alleen al de aanval op het Ceylonse [[Fort Jaffna]] kostte aan 2170 Portugezen en inlanders het leven. [[Galle (stad)|Galle]] werd een belangrijke haven van waar rechtstreeks op Holland en Zeeland werd gevaren. Ook de hele Coromandelkust viel in Nederlandse handen. In 1662 ging Formosa verloren aan de piraten van de Chinese [[Koxinga]]. Meer dan tweeduizend soldaten en personeelsleden van de VOC kwamen daarbij om het leven. Een jaar later was er wel militair succes doordat de Zuid-Indiase stad [[Kochi (India)|Cochin]] aan de [[Malabar (India)|Malabarkust]] veroverd werd op de Portugezen.
Regel 216:
In een vroege poging de [[smokkel]] van opium tegen te gaan, werd in 1745 de [[Amfioensociëteit]] opgericht. Deze kreeg het monopolie op de opiumhandel op Java en nam tegen een vastgestelde prijs van de VOC een bepaalde hoeveelheid opium af. De sociëteit werd gerund door VOC-bestuurders. De winsten waren voor hen persoonlijk. De opiumsmokkel kon echter niet uitgeroeid worden.<ref>Na 1750 had de VOC ongeveer 125 schepen in dienst, een derde verbleef continu in Aziatische wateren.</ref>
 
In 1756 verloor de VOC zijn handelsgebieden in de Perzische golf. Toen de Engelsen in 1757 [[Calcutta (hoofdbetekenis)|Calcutta]] op de plaatselijke vorst veroverden, kregen die het monopolie op de opiumhandel. De VOC moest voortaan de opium tegen een forse prijs van de Engelsen inkopen, waardoor de winst terugliep. Vanaf dat moment was de VOC niet meer heer en meester in 'haar' handelsgebied.<ref name="Derks, Hans 2012" /> In 1758 moest de VOC haar positie in Suratte afstaan aan de Engelsen. Vanaf 1767 werd ook de handel met [[Ayutthaya (stad)|Ayutthaya]] minder winstgevend.
 
Van de handel met [[Dertien Factorijen|Kanton]] bestond 80% uit thee. Die werd betaald met handelsgoederen die ter plekke eerst verkocht moesten worden om de thee te kunnen inkopen. Als dat gebeurd was, hadden de concurrenten de beste kwaliteit thee al opgekocht.
Regel 222:
Een belangrijke reden was de toenemende Britse en Franse invloed via de Engelse Oostindische Compagnie en de [[Franse Oost-Indische Compagnie]]. Deze kregen militaire staatssteun, terwijl de VOC dergelijke kosten grotendeels zelf moest dragen, wat de concurrentiepositie bemoeilijkte.
 
Een belangrijke schadepost was de illegale particuliere handel of "morshandel", die bedreven werd door de personeelsleden van de compagnie die pover werden betaald en zich op deze manier wisten te verrijken. Repatriërende VOC-dienaren brachten vaak grote fortuinen die ze zonder toestemming van hun werkgever voor eigen rekening hadden vergaard, mee naar het vaderland. Overigens mocht het hogere scheepspersoneel wel altijd al in beperkte vorm privéhandel bedrijven. Hiermee probeerde de VOC smokkel tegen te gaan. In 1743 werden de mogelijkheden tot private handel uitgebreid. VOC-personeel mocht gaan handelen in producten die voor de VOC weinig winstgevend waren.<ref>Nierstrasz, Jan Christiaan (2008) In the shadow of the company: the VOC (Dutch East India Company) and its servants in the period of its decline (1740-1796), p. 87-88 (dissertatie)</ref> Was het personeel daarmee in de ogen van de VOC te succesvol, dan gebeurde het wel eensweleens dat de compagnie verbood om in een bepaald product nog langer als privépersoon handel te drijven.
Aan het eind van haar bestaan werd de VOC bestuurd door mensen die te weinig commerciële ervaring hadden, geen reder waren en die meestal ook nog nooit in [[Indië (regio)|Indië]] waren geweest. Bovendien ontbrak het aan een doorzichtig boekhoudsysteem, zodat men in Amsterdam geen goed zicht had op het verloop van de geldstromen. Een [[Winst-en-verliesrekening|winst- en verliesrekening]] werd nooit opgemaakt en de vorming van een reservefonds werd nagelaten.<ref>Dillen, J.G. (1970) p. 116.</ref> Volgens raadpensionaris [[Laurens Pieter van de Spiegel]] was de VOC ''een lichaam zonder directie, ordre of spaarzaamheid''. Vastgesteld kan worden dat de gehele organisatie te rigide was om zich aan te passen.
Regel 232:
=== Slavernij ===
[[File:Natives of Arrakan sell slaves to the Dutch East India Company (1663).jpg|thumb|260px|Inwoners uit [[Koninkrijk Arakan|Arakan]] verkopen in het Indiase [[Odisha|Orissa]] slaven aan koopmannen van de VOC (1663, [[Wouter Schouten]])]]
Gedurende de bijna twee eeuwen van haar bestaan verhandelde de VOC mogelijk ruim 50.000 [[Geschiedenis van de Nederlandse slavernij|slaven]].<ref>Rossum, Matthias van (2015) Kleurrijke tragiek. De geschiedenis van slavernij in Azië onder de VOC, p. 26</ref> Dat kwam neer op een 0,5 procent van alle winst. De VOC hield zelf geen monopolie op de verkoop van slaven.
 
In 1625 bevatten de VOC-bezittingen 8.000 slaven, in 1775 waren er dat 79.500. De VOC bezat volgens historicus Marcus Vink in 1688 4.127 slaven. Daarnaast waren in de VOC-gebieden 66.348 slaven in particulier bezit. Van al die slaven verbleven er 26.000 in Batavia en zo'n 3.700 op de Banda-eilanden. In 1795 woonden zelfs 40.000 slaven in Batavia. Slaven waren niet zozeer handelswaar, maar dienden vooral als werkkracht. Zo waren honderden slaven werkzaam op de VOC-scheepswerf van het eiland [[Onrust (eiland)|Onrust]] bij Batavia. Anderen waren actief bij het laden en lossen van handelswaren of werkten op de Banda-eilanden bij de kweek en oogst van nootmuskaat, maar de meesten verrichtten huishoudelijk werk. Nadat in de jaren zestig van de zeventiende eeuw in Batavia enkele kruitmolens ontploften, werden slaven ingezet om de onveilige werkzaamheden over te nemen. Ze werden op een enkele keer na nooit tewerkgesteld op de handelstochten, uit angst voor opstanden.
 
De VOC-slaven kwamen voornamelijk uit Azië, maar ook uit [[Madagaskar]] en de Portugese kolonie in Oost-Afrika. Van 1624 tot 1665 werden uit het [[koninkrijk Arakan]] door de VOC 11.556 slaven aangevoerd. Vanuit de [[Golf van Bengalen|Baai van Bengalen]] waren er dat 26.885 in de periode juni 1621 -tot november 1665.<ref>Dijk, Wil O. (2008) An end to the history of silence? The Dutch trade in Asian slaves: Arakan and the Bay of Bengal, 1621 – 1665, in: IIAS newsletter, #46, p. 16</ref> Andere gebieden waar veel slaven vandaan kwamen waren Bali, het zuiden van [[Celebes]] en de Molukken. Ongeveer twintig tot dertig procent van de slaven bestond uit vrouwen. Doordat er te weinig slavenkinderen geboren werden en het leven van een slaaf kort was, moesten er voortdurend nieuwe slaven geleverd worden. Volgens een wetenschappelijke studie zouden gedurende de gehele VOC-periode tussen de 660.000 en 1.135.000 slaven naar de VOC-gebieden zijn gebracht.
 
Veel VOC'ers namen een slavin als bijzit. Als er getrouwd werd, kreeg de slavin de officiële status van een vrije vrouw, maar werd wel verplicht zich te bekeren tot het christelijke geloof.
Regel 275:
* [[François Caron]] (1600-1673) schreef een belangwekkende analyse van Japan, die in de zeventiende eeuw meer dan twintig keer werd vertaald.
* [[Nicolaas de Graaff]] (1619-circa 1688) maakte als scheepsarts in totaal zestien reizen over de hele wereld. Hij schreef een humoristisch verslag dat in 1701 [[postuum]] verscheen als ''Reisen van Nicolaus de Graaff, na de vier gedeeltes des werelds'' tezamen met de ''Oost-Indise spiegel''.
* [[Hendrik Hamel]] (1630-1692) lukte het na 13 jaar gevangenschap uit [[Korea (hoofdbetekenis)|Korea]] te ontsnappen. Hij is vooral bekend geworden door zijn reisverslag. Het is in Europa tijdenlang de enige bron van informatie geweest over dat land.
* [[Dirk van Hogendorp (1761-1822)]] klaagde het bewind in Indië met succes aan. Zijn in 1799 uitgegeven ''Bericht van den tegenwoordigen toestand der Bataafsche bezittingen in Oost-Indien en den handel op dezelve'', waarin hij zich onder andere een tegenstander van de slavernij toonde, was geruchtmakend en werd met instemming ontvangen.
* [[Joan Nieuhof|Johan Nieuhof]] (1618-1672) was na een reis van 2.400&nbsp;km van [[Kanton (stad)|Kanton]] naar [[Peking]] (1655-1657) de meest toonaangevende Europese schrijver over China. De 150 prenten leidden in de 18e eeuw tot populariteit van de [[chinoiserie]]. Hij verdween in 1672 spoorloos op het eiland [[Madagaskar]], toen hij in een sloep aan land was gegaan op zoek naar drinkwater.