Kiesrecht: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎Politieke verkiezingen: hoeveel fouten stonden hier wel niet in...
Regel 30:
In 1917 is het algemeen kiesrecht voor mannen en het passief kiesrecht voor vrouwen ingevoerd. In 1919 kregen per Kieswet ook [[vrouwenkiesrecht|vrouwen actief kiesrecht]]. Dit werd in 1922 in de [[Nederlandse_Grondwet#1922|Grondwet]] opgenomen.
 
Iedere in Nederland wonende burger met de Nederlandse nationaliteit die op de dag van de verkiezingen 18 jaar of ouder is, heeft kiesrecht voor [[waterschap]]pen, [[Provinciale Staten (Nederland)|Provinciale Staten]] en de Tweede Kamer. Op deze regel bestaan een aantal uitzonderingen:
# De rechter mag iemand het kiesrecht ontnemen (bijvoorbeeld wanneer iemand een ernstig delict tegen de staat gepleegd heeft);
# De rechter mag bepalen dat iemand geestelijk niet in staat is te stemmen (De rechter kan bijvoorbeeld iemand dit recht ontnemen bij wijze van individuele maatregel)
## De ''wet Martijn'' wijzigde de Kieswet zodat de 'wilsonbekwamen' niet langer categoraal werden uitgesloten van kiesrecht (omdat dit strijdig kan zijn met het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten). 'Bovendien', zo werd gesteld, 'is het ongerijmd personen die onder curatele zijn gesteld wegens een geestelijke stoornis het kiesrecht te ontzeggen, en overige personen die een vergelijkbare geestelijke gesteldheid bezitten, niet'.<ref>[http://www.kiesraad.nl/artikel/tk-onder-curatele-gestelden kiesraad.nl] over onder curatele gestelden</ref> De kieswet voorziet echter geen hulp aan verstandelijk gehandicapten bij het stemmen de reden hiervoor is dat, zover dat er geen lichamelijke handicap is die het stemmen bemoeilijkt, verstandelijk gehandicapten die niet zonder hulp zouden kunnen stemmen kennelijk niet zelfstandig hun wil kunnen bepalen. Deze zelfstandigheid is een uitgangspunt van het kiesrecht. Zie hiervoor de Kieswet Artikel J 28.<ref>[http://wetten.overheid.nl/BWBR0004627/AfdelingII/HoofdstukJ/6/ArtikelJ28/geldigheidsdatum_10-06-2010 wetten.overheid.nl]</ref><ref>[http://www.kiesraad.nl/artikel/tk-hulp-bij-stemmen kiesraad.nl] over hulp bij stemmen</ref>
# Verder geldt dat kiezers die op de dag van de verkiezingen in de gevangenis zitten, alleen door middel van een machtiging mogen stemmen.
# De derde groep vindt men in Art. B1 van de kieswet: Nederlanders die op de dag van de verkiezingen hun werkelijke woonplaats hebben in Aruba, Curaçao of Sint Maarten. Ze mogen ook nietalleen stemmen in Nederland: als ze daar minimaal 10 jaar ingezetene zijn geweest of in openbare dienst op deze eilanden werkzaam zijn. Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben immers zelf een parlement.
# Voor verkiezingen voor de [[Provinciale Staten (Nederland)|Provinciale Staten]] geldt dat men inwoner moet zijn van de provincie waarvoor de verkiezing plaatsvindt.
 
Bij verkiezingen voor de [[gemeente]]s en [[waterschap]]pen is de Nederlandse [[nationaliteit]] geen eis: iedere volwassene die vijf jaar of langer legaalalle in Nederland woontwoonachtige heeftEU burgers hebben actief en passief kiesrecht. VerderMensen hebbenmet alleen de nationaliteit van een niet-lidstaat die in hetNederland buitenlandwoonachtig wonendezijn Nederlandershebben altijd kiesrecht voor de waterschappen, mitsmaar zijalleen tenvoor minstede tiengemeentes als ze vijf jaar of langer legaal in Nederland hebben gewoondwonen.[https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/verkiezingen/vraag-en-antwoord/wanneer-mag-ik-stemmen-bij-verkiezingen][https://www.kiesraad.nl/verkiezingen/tweede-kamer/stemmen/kiesgerechtigdheid]
 
Kiesplicht was er in Nederland nooit. Wel opkomstplicht, die werd in 1970 afgeschaft.