Breien (textiel): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 32:
Voor de [[industriële revolutie]] werden er verschillende toestellen uitgevonden om het breien te vergemakkelijken. Zo vond de Engelse predikant [[William Lee (uitvinder)|William Lee]] in 1589 een mechanisch [[breiraam]] uit, de ''stocking'' of ''knitting frame''. Koningin Elizabeth gunde Lee echter geen patent, uit vrees voor de impact op de Engelse handarbeid. Uiteindelijk verhuisde Lee naar [[Frankrijk]]. De [[Hugenoten|hugenoot]] [[Hendrik IV van Frankrijk|Hendrik IV]] was de uitvinding beter gezind en verleende Lee een patent. Na het overlijden van de koning in 1610 en van William Lee in 1614, bracht diens broer James de machines terug naar [[Londen]]. Londen werd daarna langzamerhand een van de twee textielcentra van Engeland. Ook [[Thoroton]], in de buurt van [[Nottingham]], produceerde machinaal breiwerk. Hier was Lees leerjongen namelijk blijven werken met de machine van zijn werkgever, met enkele verbeteringen tot gevolg. Tot in de 18e eeuw vormden Nottingham en [[Leicester (Engeland)|Leicester]] het hart van de textielnijverheid in de [[East Midlands]]. Het duurde bijna een eeuw eer mechanisch breien goed en wel ingang vond in de Engelse nijverheid. Toch heeft de breimachine van Lee een grote impact gehad. Tot 1864 domineerden verschillende soorten ''stocking frames'' de [[Huisindustrie|huis-]] en [[ambachtelijke industrie]].<ref name=unravel154158>{{nl}} ''Unravel'' 2011, p. 154-158.</ref> In 1864 vond [[William Cotton]] uit [[Leicestershire]] dan de automatische breimachine of ''full-fashioned machine'' uit, die volledige kledingstukken kon produceren met [[Stoommachine|stoomkracht]]. Tegelijkertijd verschenen ook rondbreimachines op het toneel, waarmee kousen gebreid konden worden. Aan het einde van de 19e eeuw produceerden fabrieken in de geïndustrialiseerde delen van Europa en Noord-Amerika breiwerk aan veel hogere snelheden en veel lagere kosten dan daarvoor mogelijk was.<ref name=unravel154158 />
 
De toenemende rationalisering van de breiproductie in de loop van de 19e eeuw leidde, in de woorden van modehistorica Emmanuelle Dirix, tot een "ironische tegenstrijdigheid": hoewel breiwerk populair was, verdwenen handmatig breien en breien met een breiraam voor commerciële doeleinden, wat op zijn beurt leidde tot een statusverhoging van handgemaakt breiwerk, maar ook statusverlies van thuisbreien voor privégebruik, wat almaar meer geassocieerd werd met [[armoede]] en [[vrouwelijkheid]]. Hoewel handwerkvaardigheden werden beschouwd als bewonderenswaardige vrouwelijke kwaliteiten, hadden ze, aldus Dirix, geen status in een bredere sociaaleconomische context.<ref name=unravel154158 />
 
In de loop van de 19e eeuw begon men almaar meer belang te hechten aan [[hygiëne]]. Eind 19e eeuw geraakte men ervan overtuigd dat katoenen kleding rechtstreeks op de huid gedragen ongezond was en dat alleen dierlijke vezels – in casu wol – voldoende verluchting boden. De Duitse wetenschapper Gustav Jaeger was een pleitbezorger van wol 'dicht op de huid'; hij kende veel navolging in de rest van Europa. Deze gezondheidscultus leidde tot een grotere productie van gebreid wollen ondergoed, onder andere verkocht onder de merknaam [[Jaeger (kleding)|Jaeger]].<ref name=unravel154158 /><ref>{{en}} Elizabeth Ewing, ''Dress and Undress. A History of Women's Underwear''. Londen: Bibliophile, 1981, p. 96-104.</ref>
 
=== 20e eeuw ===