Koninklijke Militaire Academie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Versie 49197694 van 185.45.52.143 (overleg) ongedaan gemaakt - heeft geen zin: dat verwijst naar een dp, en vanaf daar wordt je weer naar deze pagina teruggebracht.
Regel 47:
==Geschiedenis==
===Inleiding===
[[Bestand:KOninklijke Militaire Academie.jpg||250px|left|thumb|Militaire Academie]]
In de 17de17e en 18de18e eeuw werd het [[universiteit|wetenschappelijke onderwijs]] voor de [[officier]]en - in het bijzonder voor de [[Genie (legereenheid)|genieofficier]] - gegeven aan verschillende [[hogeschool|hogescholen]], waar dan ook afzonderlijke [[hoogleraar|hoogleraren]] voor [[krijgswetenschap|militaire]] vakken waren aangesteld. Zo was de vermaarde [[Ludolph van Ceulen|Ludolf van Keulen]] tot 1610 [[hoogleraar]] in de [[wiskunde]] en de [[Vesting (verdedigingswerk)|vestingbouw]] te [[Franeker]], waar hij [[Johan Willem Friso van Nassau-Dietz|Jan Willem Friso]] en [[Menno van Coehoorn|Coehoorn]] tot zijn volgelingen mocht rekenen.
 
De eerste pogingen om afzondelijke militaire scholen in het leven te roepen gingen uit van [[luitenant-generaal]] S. van Glabbeek, die van 1735-1752 aan het hoofd stond van de [[artillerie]] en die het denkbeeld opperde om krijgskundige artilleriescholen op te richten, wat in 1789 verwezenlijkt werd door de toenmalige chef van dat wapen, Paravicini di Capelli, onder wiens bewind zulke scholen werden opgericht te [[Zutphen (stad)|Zutphen]], Breda en [[Den Haag]], vervolgens in 1795 te [[Groningen (stad)|Groningen]]. Aan de artillerieschool te Zutphen.<ref>Deze school werd onder het bestuur gesteld van de toenmalige [[eerste luitenant]] der artillerie [[Johann Heinrich Voet]].</ref> werd in 1800 een genieschool toegevoegd. In 1805 werden de scholen te Breda, Den Haag en Groningen weer ontbonden en de Zutphense school naar [[Amersfoort]] verplaatst, onder de naam van ''Lands Theoretische en Practische Militaire School'', welke naam later gewijzigd werd in ''Koninklijke Artillerie- en Genieschool''.
Regel 58:
Na 1826 moesten de officieren, die in eerdere tijd de [[epaulet]] hadden verworven, om tot kapitein te kunnen worden bevorderd, zekere bewijzen van wetenschappelijke kunde afleggen. Ook zij vonden bij de corpsen gelegenheid tot leiding bij hun studie. Al kan getuigd worden dat de artillerie -en genieschool aan haar doel en aan de verwachtingen, die men van haar koesterde, heeft beantwoord, al snel zag men in dat het doel niet hoog genoeg gesteld was, dat men voor militair onderwijs een andere weg moest inslaan. Vooral de [[infanterie]] en de [[cavalerie]], die nog altijd als niet-wetenschappelijke wapens werden betiteld, stonden in de ontwikkeling van hun officierscorps ver bij de andere wapens achter. Tal van commissies zijn bezig geweest met de opdracht een oplossing van het vraagstuk ''volmaking van het militair onderwijs'' te vinden en die commissies kwamen tot de slotsom dat een eerste vereiste was: eenvormigheid, dus vereniging van alle cadetten, die over de verschillende corpsen waren verdeeld, in één richting en een tweede: uitbreiding van het onderwijs, voornamelijk voor de cadetten der infanterie en cavalerie. De overwegingen van die commissies hebben geleid tot de oprichting van de Koninklijke Militaire Academie.
 
===Oprichting van de Academie===
[[Bestand:Legerkampement.jpg|{{largethumb}}|links|Tentenkamp van leerlingen van de Academie]]
Bij besluit van 29 mei 1826, nummer 27 werd door [[Willem I der Nederlanden|Koning Willem I]] de opheffing van de ''Artillerie- en Genieschool'' te Delft en de oprichting van de Koninklijke Militaire Academie te Breda gelast, de eerste militaire inrichting in Europa, waar de krijgskunst in haar gehele omvang en op wetenschappelijke grondslagen door de toekomstige officieren van alle wapens werd beoefend. Dat Breda werd uitverkoren als de [[Bakermat (begrip)|bakermat]] van toekomstige officieren, had deze stad te danken aan haar ligging, ongeveer in het centrum van het toenmalige Koninkrijk en aan haar roemrijk [[Kasteel van Breda|Kasteel]], dat niet alleen een geschikte woonplaats aanbood uit praktisch oogpunt, maar dat tevens, door de talrijke herinneringen daaraan verbonden, de liefde en eerbied voor de [[Monarchie in Nederland|Oranjes]], die zo lang de hoge bewoners waren geweest, levendig zou houden. Hoewel de cadetten en pages van de Koning reeds op 20 november 1828 op de Academie aankwamen, diende toch de 24ste november van dat jaar aangemerkt te worden als de geboortedag, omdat toen de Koninklijke Militaire Academie werd ingewijd door Zijne Koninklijke Hoogheid [[Frederik van Oranje-Nassau (1797-1881)|Frederik der Nederlanden]], later de ''vader'' van die inrichting genoemd. In zijn openingstoespraak meldde hij: ''Voor het front van de vijand, als de dood om de hoofden giert, zijn allen gelijk; maar gelukkig hij, die dan de onderscheiding vindt in de ogen van Hem, wiens wil de kogels richt en het zwaard bestuurt; gelukkig - al treft hem de kogel, al velt hem het zwaard. O, doet uw best - en laat de uitoefening van uw Godsdienst daaraan dienstbaar zijn - doet uw best, deze belangrijke waarheid, de gewichtigste van alle waarheden, diep in uw gemoed te prenten. Met deze overtuiging alleen is de opvoeding van uw stand bestaanbaar met de belangen der mensheid en met de grondbeginselen van het Christendom. In deze overtuiging zult u uw bestemming uit een verhevener oogpunt beschouwen, uw ijver in dienst van het vaderland verhoogd zien, en uw moed in het uur des strijds heerlijk voelen toenemen.''
 
===Schorsing van de academie tijdens de Belgische Opstand===
Nauwelijks was in oktober 1830 het verlof der cadetten begonnen of door de Koning werden, als gevolg van de [[Belgische Revolutie|Belgische Opstand]], bij Besluit van 8 oktober 1830 nr. 17, de lessen aan de Academie geschorst. De gouverneur, die op nonactiviteit werd gesteld, werd in het bestuur van de Academie vervangen door commandant [[majoor]] [[Maximiliaan Henry Steenberghe|M.H. Steenberghe]], die dit bestuur behield tot der hervatting van de lessen in 1836. De militaire en civiele beambten werden, naar gelang zij ter beschikking kwamen, door het [[Ministerie van Oorlog|Departement van Oorlog]], in de een of andere werkkring geplaatst, met behoud van hun [[traktement]]en en toelagen; de cadetten werden, voor zover zij ''geen Zuid-Nederlanders'' waren, zich vrijwillig aanboden en geschikt werden bevonden voor actieve militaire dienst, bij verschillende militaire [[legerkorps|corpsen]] van het leger gedetacheerd. De gebouwen behorende tot de Militaire Academie werden bestemd tot huisvesting van de officieren en van de verdere [[Bezetting (militair)|bezetting]] van Breda. De [[Bibliotheek (algemeen)|bibliotheek]], de instrumenten en de kaarten werden naar Den Haag vervoerd en aldaar in het [[Topografie|topografisch]] bureau opgeborgen. De schorsing der lessen duurde door de loop der omstandigheden langer dan oorspronkelijk gedacht was en het nadeel, dat daardoor aan de dienst van het leger werd berokkend, bleek spoedig van ernstige aard. Het meeste werd dit gevoeld bij het wapen der genie en het vak van de waterstaat; dientengevolge werd bij [[Koninklijk Besluit]] van 14 februari 1832 nr. 6 bepaald, dat de cadetten der genie zich per 1 maart 1832 naar [[Medemblik (stad)|Medemblik]] zouden begeven, om bij het Instituut der Koninklijke Nederlandse Marine hun studie voort te zetten, onder leiding van leraren der Academie, die daartoe naar Medemblik werden gezonden. Op 1 mei volgde een cadet van de waterstaat, terwijl allen de studie daar zo ijverig voortzetten dat zij tegen het einde van het jaar allen overgingen naar het volgend jaar. Ook de toelatingsexamens tot de Koninklijke Militaire Academie voor het wapen der genie en het vak van de waterstaat werden in de jaren 1832 tot en met 1836 te Medemblik afgenomen, terwijl op 19 november 1833 prins Willem van Saksen Weimar, [[eerste luitenant]] der [[infanterie]] te Medemblik aankwam voor het volgen van lessen voor de genie, om later in zijn [[militaire rang|rang]] en [[anciënniteit]] bij dit wapen te kunnen overgaan.
 
===De periode 1836-1860===
[[Bestand:Gouverneur Seelig.jpg|thumb|225px|[[Hendrik Gerard Seelig]]]]
[[Bestand:Commandant Delprat.jpg|thumb|210px|[[Isaac Paul Delprat]]]]
Regel 78:
Deze gouverneur begon met veel te veranderen, de cadetten grotere vrijheid te schenken en zeer weinig te straffen. Maar al snel liep dat mis; teleurstelling volgde en Schönstedt zag in dat hij zich vergist had. Trapsgewijs moesten allerlei maatregelen worden ingetrokken; hierbij vervreemdde de gouverneur zowel zijn personeel als de cadetten van zijn persoon. Binnen een jaar werd de toestand onhoudbaar. In verband met deze problemen verscheen in 1867 een merkwaardige brochure van 15 bladzijden: ''De Militaire Academie in 1867. Een stem uit het cadettencorps.'' Zij was van de hand van de cadet der [[Genie (legereenheid)|genie]] derde jaar [[Wouter Cool|Cool]]. Scherp werd daarin het verleden gehekeld: ''de cadetten waren zolang gewend aan een flauw, krachteloos bestuur, dat geen voorrechten uit vrees van misbruik durfde verlenen, dat steeds weifelend in al zijn doen en laten was...'' Toen Schönstedt aan het bestuur kwam, vond hij, volgens zijn gezegde, de Academie een ''gevangenis''. Aan de hand van zijn optreden in het begin en later werd echter ook scherpe kritiek geoefend op het beleid van de gouverneur, die op den duur ''alles aan zijn wil trachtte te onderwerpen, door te ver doorgedreven eerzucht en onstandvastigheid soms verkeerd handelde'' en ten slotte ''met wrevel vervuld'' de ene verkeerde handeling op de andere stapelde, zodat uiteindelijk de toestand op de Academie hetzelfde werd als het jaar daarvoor. Dat de gouverneur zeer verstoord was over het verschijnen van de brochure was duidelijk. Lid van de cadettenalmanak-redactie [[Wilhelm Christiaan Nieuwenhuijzen|Nieuwenhuijzen]] bracht Cool later hulde voor de moed dit alles in een verslag te publiceren.
 
===Tijdelijke opheffing van de academie in 1870===
Nauwelijks waren alle cadetten in 1870 met verlof vertrokken of de [[Frans-Duitse Oorlog]] brak uit. Tot handhaving van de Nederlandse [[Neutraal land|neutraliteit]] werden alle [[lichting]]en opgeroepen en gewapend, kampen betrokken, [[Vesting (verdedigingswerk)|vestingen]] versterkt, kortom alles in gereedheid gebracht om zo nodig het vaderland tegen vreemd geweld te beschermen. De meeste officieren der Academie werden in verschillende betrekkingen bij het leger ingedeeld; ook de cadetten werden enige dagen later, na van verlof te zijn teruggeroepen en na voorzien te zijn van wapens en leergoed, op de staven der corpsen, waar zij in dienst wensten te treden, gedirigeerd. De cadetten van het hoogste studiejaar kregen de effectieve [[militaire rang|rang]] van [[sergeant]], die van andere studiejaren die van [[korporaal]]. De loop der gebeurtenissen was echter van dien aard, dat Nederland spoedig niet meer bevreesd hoefde te zijn zijn neutraliteit met de wapens te zullen moeten handhaven en reeds bij Ministeriële Beschikking van de 26ste augustus 1870 nr 86 kon worden bepaald, dat het nieuwe studiejaar op de 17de september zou beginnen, de gedetacheerde hoofd- en verdere officieren op de 15de tevoren bij de Academie zouden terugkeren en de nieuw benoemde cadetten op de 19de daarop volgend bij de instelling zouden aankomen.
 
===Diverse veranderingen aan het eindeEind van de negentiende19e eeuw===
Op zondag 23 november 1879 werd de cadetten-[[sociëteit]] ingewijd bij de heer Fol op de [[Grote Markt (Breda)|Grote Markt te Breda]]. Deze was opengesteld op de uitgaansdagen der cadetten, als de dan zeer bekende Janus er achter het buffet troonde. In 1919 zou deze naar het Kasteel verhuizen. In 1880 was men van mening dat - in navolging van de [[studentencorps]]en - ook de cadetten een ''senaat'' moesten bezitten, die geschillen in het corps kameraadschappelijk zou kunnen beslechten en het corps bij officiële en feestelijke aangelegenheden zou kunnen vertegenwoordigen. Die senaat werd opgericht, maar voldeed niet aan de hooggespannen verwachtingen en werd het jaar daarna weer opgeheven. Hij verscheen opnieuw in 1892, verdween weer na twee jaar en werd eindelijk definitief opgericht in 1898. Onder het bestuur van gouverneur [[Jacobus Catharinus Cornelis den Beer Poortugael (1832-1913)|den Beer Poortugael]] werd in de uitspanningszaal der cadetten een kantine ingericht, waarvan de feestelijke opening op de avond van de 23ste februari 1884 plaats vond. Ter vervanging van de voorlopige regeling van het onderwijs bij de Academie, vastgesteld bij de wet van 30 mei 1877 en in 1882 en 1887 gewijzigd, werd bij de wet van 21 juli 1890 een algemene regeling in het leven geroepen voor het militaire onderwijs bij de [[Landmacht (algemeen)|Landmacht]], voor zover daarbij de opleiding voor de officiersrang en de hogere vorming van de officier waren betrokken. [[Bestand:Simon, gouverneur KMA.jpg||150px|thumb|[[Matthias C.F. Simon|M.C.F. Simon]]]]
[[Bestand:Borel, GFW. Gouverneur KMA.jpg||150px|thumb|[[George Frederik Willem Borel|G.F.W. Borel]]]]
[[Bestand:Star, van der. Gouverneur KMA.jpg||150px|thumb|[[Johannes Mattheus van der Star|J.M. van der Star]]]]
In de laatste maanden van 1890 deden zich onder de cadetten verschillende gevallen (16) van [[Gastritis|gastrische]] koorts voor, waarvan drie met dodelijke afloop. Hoewel de oorzaak niet met zekerheid was aan te wijzen, geloofde men, dat deze in het drinkwater moest worden gezocht, door de zeer hoge waterstand van de rivier [[Mark (Dintel)|de Mark]]. Op 1 mei 1902 werd het oude gebouw der [[Hogereburgerschool|Hogere Burgerschool]] aan het [[Kasteelplein]] bij de Academie getrokken.
 
===Lijst van gouverneurs van de Academie in de negentiende19 eeuw===
Onderstaand een lijst van gouverneurs van de Academie in de negentiende eeuw (in volgorde van optreden):
{| class="wikitable vatop"
Regel 131:
|}
 
===Geschiedenis van de Academie in de twintigste20e en eenentwintigste21e eeuw===
[[Bestand:P1010175Koningin Wilhelmina-Paviljoen.JPG|{{largethumb}}|Koningin Wilhelma Paviljoen]]
Door het uitbreken van de [[Eerste Wereldoorlog]] in augustus 1914 moest het Nederlandse leger weer mobiliseren; de cadetten werden eveneens opgeroepen. Hierdoor kwam het onderwijs stil te liggen tot 1915. Door de sluiting van de Alkmaarse [[cadettenschool (Alkmaar)|cadettenschool]] in 1924 kwamen deze leerlingen naar Breda. Het stenen uiltje dat tot op de dag van vandaag op de gevel van één van de lesgebouwen van de KMA prijkt, kwam oorspronkelijk van de cadettenschool in Alkmaar. Dit lesgebouw, het Prins Willem I paviljoen, wordt tegenwoordig nog steeds ''het Uiltje'' genoemd. De eerste luchtmachtcadetten verschenen in 1939 op de Academie. De Duitse inval in 1940 veroorzaakte de sluiting van de Academie. De cadetten moesten mobiliseren.
Regel 139:
In 2013 verdween de functie van gouverneur als gevolg van een besluit van de toenmalige C-NLDA.<ref>J. Verkuijlen, [http://www.omroepbrabant.nl/?news/198142792/Breda+vanaf+woensdag+geen+gouverneursstad+meer.aspx Breda vanaf woensdag geen gouverneursstad meer], Omroep Brabant, 21 augustus 2013.</ref>
 
===Lijst van gouverneurs van de Academie in de twintigste20e en eenentwintigste21e eeuw===
Onderstaand een lijst van gouverneurs in de twintigste en eenentwintigste eeuw. Sinds 21 augustus 2013 is de functie van gouverneur van Nassaustad ten einde gekomen. Commandant NLDA (sinds 2005) is nu de enige titel. (namen in volgorde van optreden):
{| class="wikitable vatop"