Cornelis Peters: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Ronn (overleg | bijdragen)
interne link
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 28:
Met deze benoeming hoopten Cuypers en De Stuers hun positie bij het streven naar een nationale bouwstijl te versterken. Deze bouwstijl moest een combinatie zijn van [[neogotiek]] en elementen uit de [[renaissance]]. Door een protestant tot overheidsarchitect te benoemen hadden Cuypers en De Stuers een argument tegen beschuldigingen uit protestantse kringen dat de overheidsbouw overheerst werd door katholieken.
 
Peters’ officiële taak werd het ontwerpen van post- en telegraafkantoren, waaraan sinds de invoering van de Postwet in 1870 een grote behoefte bestond. De eerste jaren in zijn nieuwe functie stonden echter vooral in het teken van de bouw van een [[Departement van Justitie (Den Haag)|nieuw ministerie van Justitie]] aan de noordzijde van het [[Plein]] in [[Den Haag]], een opdracht die officieel niet tot zijn werkterrein behoorde maar die hij op initiatief van De Stuers kreeg toegewezen. In 1878 werd Peters benoemd in de nieuwe functie van Rijksbouwkundige voor de Landsgebouwen bij het ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Hij kreeg nu de beschikking over een bouwkundig bureau met assistenten. Zijn werkterrein werd uitgebreid; hij werd nu ook betrokken bij restauraties, onder andere van de [[Ridderzaal]] en het Stadhouderlijk Kwartier, beideaan het Binnenhof in Den Haag.
 
In 1884 werd de Dienst Landsgebouwen gesplitst in twee afdelingen, respectievelijk gericht op een noordelijk en zuidelijk district. Peters, die zich inmiddels [[Rijksbouwmeester]] mocht noemen, kreeg het noorden van Nederland als werkgebied. Zijn bureau was in het laatste kwart van de 19e eeuw verantwoordelijk voor het ontwerp van ongeveer 40veertig postkantoren, in eerste instantie steeds uitgevoerd in de door Cuypers bedoelde neogotische stijl met renaissance-invloeden. Geleidelijk liet hij zich steeds meer inspireren door de Groningse [[romanogotiek]] uit de 13e eeuw, wat vooral tot uiting kwam in met nissen versierde topgevels. De invloed van de renaissance nam af, al verdween deze nooit helemaal uit zijn werk. Het [[Magna Plaza|hoofdpostkantoor]] in [[Amsterdam]] uit 1895-1899 geldt als Peters' belangrijkste en meest extravagante bouwwerk.
 
In enkele gevallen nam Peters ook opdrachten aan die buiten zijn werkgebied vielen. Een belangrijk werk was bijvoorbeeld het [[station Nijmegen|station]] in [[Nijmegen]]. Als particulier architect ontwierp hij het raadhuis van [[Winschoten]].
 
In 1915 ging Peters met pensioen. Het jaar daarop overleed zijn vrouw. Tot op hoge leeftijd bleef hij actief als schrijver en als restauratie-architect. Als lid van de Haagse kunstenaarsvereniging ''[[Pulchri Studio]]'' hield hij geregeld voordrachten over de meest uiteenlopende onderwerpen. Hij overleed in 1932 in Den Haag.
 
Peters' archief wordt bewaard in het [[Nederlands Architectuurinstituut]] te [[Rotterdam]].