Protectionisme: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Wandelzijde (overleg | bijdragen)
spreidingsargument en 'pauper-labour'-argument zoals genoemd in boek van Dr. F. Roos over internationale betrekkingen
Regel 5:
 
Voorstanders van protectionisme willen vaak voorkomen dat er [[werkgelegenheid]] verloren gaat in een bepaald land of proberen te voorkomen dat een [[bedrijfstak]] een bepaalde [[monopolie]]positie verliest. Verder wijzen de voorstanders op het opvoedingsargument. Zo stelde [[Friedrich List]] in 1841 in ''Das nationale System der politischen Ökonomie'' dat een industrie in ontwikkeling in de beginfase beschermd dient te worden tegen de buitenlandse concurrentie. Dit kan door het heffen van invoerrechten (''Erziehungszölle''). Verder halen protectionisten het onafhankelijkheidsargument aan. Een land moet ervoor zorgen dat het wat productie betreft zoveel mogelijk onafhankelijk is van anderen landen. Mocht het dan in een oorlog geraken, dan kan het land zichzelf behelpen.<ref>{{aut|Zwijndrecht, J. van}} (1953): ''Beknopt leer- en leesboek der economie I'', J.B. Wolters, p. 224-226</ref> Tegenstanders zeggen dat protectionisme wel leidt tot een verbeterde situatie binnen één bedrijfstak, maar dat het land er als geheel op achteruit gaat. Door het [[Comparatief voordeel|comparatieve voordeel]] dat beide landen bij vrijhandel genieten zou protectionisme bestreden moeten worden.
Ook een reden om voor protectionisme te pleiten is het spreidingsargument. Men wil de tamelijk eenzijdige productiestructuur in een bepaald land een breder karakter geven. Door dit te doen kan een land beter inspelen op de eventueel (veranderde) vraag in het buitenland naar (vervangende) producten. Dit betekent dat mensen bijschoold dan wel omgeschoold dienen te worden. Door het nemen van bepaalde protectionistische maatregelen wil men dit proces zo soepel mogelijk laten verlopen.
Weer een ander reden is het zogeheten 'pauper-labour'argument. Enkel en alleen met behulp van beschermende rechten zouden hoge reëele lonen en een hoge levensstandaard gehandhaafd kunnen blijven. Anders zouden arbeiders van een bepaald land bloot staan aan de hevige concurrentie van landen met een aanmerkelijk lager loonpeil. Met als gevolg een sterke druk om de lonen te verlagen.<ref>{{aut| Prof. Dr. F. de Roos}} (1975): ''Theorie der internationale betrekkingen'', H.E. Stenfert Kroese B.V. - Leiden, vierde herziene druk tweede oplage, p. 222-223 en 229</ref>
 
Een voorbeeld van protectionisme zijn onderdelen van het [[Gemeenschappelijk landbouwbeleid|Europese landbouwbeleid]]. Via importheffingen worden Europese boeren beschermd tegen te lage wereldmarktprijzen. Via de (melk)quotering wordt voorkomen dat er een overproductie ontstaat op de Europese markt en er overschotten moeten worden gedumpt op de wereldmarkt.