Indische filosofie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 11:
* een sterke gerichtheid op het innerlijke, terwijl het aardse bestaan veelal van ondergeschikt belang is
* bij de [[logica]] van de ''[[pramana]]’s'', de Indische [[Kennistheorie|kentheorie]], speelt ook [[intuïtie]] een belangrijke rol
* een belangrijke rol is weggelegd voor tradititionele geschriften, vooral de ''[[Veda’s]]''. Dit maakt het moeilijker toegankelijk voor diegenen die hier niet mee bekend zijn
* er is een opmerkelijke [[Tolerantie (maatschappij)|verdraagzaamheid]], waarbij andere denkwijzen wel kritisch benaderd worden, maar niet onderdrukt
 
De ''[[Rig-Veda]]'' is hier de oudst bekende overlevering en een belangrijke scheidslijn is dat tussen de scholen die de ''[[Veda's]]'' en de scholen die deze verwerpen, de ''astika'' en ''nastika''. Onder de eerste vallen de zes ''darsana's'' , ''[[nyaya]]'', ''[[vaisheshika]]'', ''[[samkhya]]'', ''[[yoga]]'', ''[[mimamsa]]'' en ''[[vedanta]]''. Onder de laatsten vallen [[charvaka]], het [[boeddhisme]] en het [[jaïnisme]].
 
Ook [[politieke filosofie]] heeft altijd een belangrijk onderdeel van de Indische filosofie gevormd. Een van de eerste teksten die aan de Indische politieke filosofie was gewijd is de [[Arthashastra]], die rond de vierde eeuw v.Chr. geschreven moet zijn. De politieke filosofie van India is sterk beïnvloed door het [[dharmisme]]. Hierin speelt geweldloosheid met de begrippen ''[[ahimsa]]'' en ''[[satyagraha]]'' – die door [[Mahatma Gandhi]] werden gepopulariseerd in de tijd dat India voor zijn onafhankelijkheid streed – een zeer belangrijke rol.
Regel 22:
De Indische filosofie werd vooral in de periode tussen 1000 v.Chr. en de eerste eeuwen van de [[christelijke jaartelling]] uitgewerkt en verspreid. Er zijn verschillende onderverdelingen mogelijk, zoals
* Vedische periode
** Oud-Vedische of hymnenperiode (ca. 1500-1000 v.Chr.), waarin de hymnen van de ''[[Rig-Veda]]'' een zeer belangrijke rol spelen.
** De tijd van de offermystiek (ca. 1000-750 v.Chr.), waarin er een [[kastenstelsel]] ontstond nadat de Indo-Ariërs zich van de inheemse volkeren - die zij [[shudra|shudra's]] noemden - wilden onderscheiden. Met name de kaste van de priesters ([[Brahmaan|brahmanen]]) werd hierbij zeer belangrijk.
** De tijd van de [[Upanishad]]s (ca. 750-500 v.Chr.)
Regel 33:
==== Oud-Vedische of Samhitaperiode ====
Aanvankelijk was het gebied van de Indo-Ariërs beperkt tot het vijfstromengebied [[Punjab (gebied)|Punjab]] rond de [[Indus (rivier)|Indus]] in het noorden van [[Zuid-Azië]]. Over een lange periode ontstond hier vanuit vele onbekende bijdragen een traditie die uiteindelijk op schrift zouden worden gesteld. Deze [[Veda's]] bestaan uit vier afdelingen, waarbij bij offers elke afdeling door een priester werd voorgedragen:
* ''[[Rig-Veda]]'', de oudste ''Veda'', de [[Ode (dichtkunst)|lofverzen]] of [[hymne]]n, voorgedragen door de '' hotri'' of roeper
* ''[[Sama-Veda]]'', de liederen, voorgedragen door de ''udgatri'' of zanger
* ''[[Yajoer-Veda]]'', de offerspreuken, voorgedragen door de ''adhvaryu'' of celebrant
* ''[[Atharva-Veda]]'', de ''atharva'' of magische spreuken, voorgedragen door de ''[[Brahmaan|brahmana]]'' of opperpriester
 
Elke ''Veda'' bevat weer vier niveau's:
* ''[[Samhita]]'s'', [[mantra]]'s en hymnen
* ''[[Brahmana's (geschriften)|Brahmana's]]'', commentaren over rituelen bij de ''Samhita's''
Regel 46:
De lof gold voor de [[Deva (godheid)|deva's]] of goden, zoals de god van het vuur [[Agni]], de god van donder en bliksem [[Indra (mythologie)|Indra]] en de zonnegod [[Vishnu]]. In de teksten is hiernaast echter ook een filosofisch begin te zien, zoals in de scheppingshymne 10.129 ''[[nasadiya sukta]]'', waarin de tijd van voor de schepping wordt gezien als een tijd waarin zowel het Niet-Zijn als het Zijn nog niet bestonden en waarin wordt gesteld dat ook de goden pas na de schepping ontstonden en dat mogelijk zelfs de schepper niet weet hoe de goden zijn ontstaan.
 
Deze teksten gelden als de absolute en eeuwige [[Religieuze waarheid|waarheid]], aangezien zij op [[Openbaring (concept)|openbaring]] berustten. Desondanks is dus al in de ''Rig-Veda'' een twijfel aan de goden te zien en een zoektocht naar de oergrond achter deze goden. In de ''Brahmana's'' vermindert de angst voor de goden, aangezien deze door [[Brahmanisme|brahmanistische]] rituelen in toom gehouden kunnen worden.
 
==== Brahmanische en Aranyaka-periode ====
Met het verschuiven van de focus van de ''Samhita's'' naar de ''Brahmana's'' nam ook de aandacht voor rituelen toe ten koste van de deva's, de goden van de ''Rig-Veda''. Dit ging gepaard met de opkomst van de brahmanen, de priesters die met hun rituelen de goden moesten bedwingen. Zij verkregen steeds meer de belangrijkste positie in de maatschappij, ten koste van de ''[[kshattriya]]'s'', de krijgers en heersers, overigens zonder wereldlijke macht naar zich toe te trekken. Mogelijk hing deze verandering van positie samen met de overgang van een semi-nomadische krijgerssamenleving naar een [[agrarische samenleving]]. Onder de heersers vielen de ''[[vaishya]]'s'', de handelaren en landbouwers, en daaronder de ''[[shudra]]'s'', de arbeiders en dienaren. Mogelijk waren deze laatsten de nakomelingen van de oorspronkelijke bevolking die nu onder de Indo-Ariërs viel. Zij mochten dan ook niet deelnemen aan de [[Hindoeïsme|hindoeïstische]] initiatierite van ''[[upanayana]]''. De ''[[dalit]]s'' vielen zelfs buiten het [[kastenstelsel]] met zijn vier ''[[Varna (kaste)|varna's]]'' dat gedurende deze periode zo vorm begon te krijgen.
 
Gedurende deze periode ontwikkelden zich de begrippen ''[[Brahman (filosofisch concept)|Brahman]]'' en ''[[Atman (hindoeïsme)|Atman]]'' tot belangrijke concepten binnen het hindoeïsme en de hindoeïstische filosofie.
Regel 133:
 
=== Klassieke periode ===
Er was eerder kritiek geweest gedurende de Vedische periode, waarbij onder meer de ''Upanishads'' tot stand kwamen. Uiteindelijk werden de ''Upanishads'' echter onderdeel van de ''Veda's'' en werden zelfs voor een groot deel van de Hindoes het belangrijkste deel daarvan. Gedurende de klassieke periode groeide de kritiek tegen de geheime rituelen en werden de ''Veda's'' verworpen door skeptische bewegingen, maar vooral [[Materialisme (filosofie)|materialistische]] bewegingen. Dit werden de nee-zeggers, of ''nastika's'', waarbij voor het eerst duidelijk historische filosofen naar voren komen, veelal ''kshattriya's'' in plaats van brahmanen.
==== Niet-orthodoxe scholen ====
Er was eerder kritiek geweest gedurende de Vedische periode, waarbij onder meer de ''Upanishads'' tot stand kwamen. Uiteindelijk werden de ''Upanishads'' echter onderdeel van de Veda's en werden zelfs voor een groot deel van de Hindoes het belangrijkste deel daarvan. Gedurende de klassieke periode groeide de kritiek tegen de geheime rituelen en werden de Veda's verworpen door skeptische bewegingen, maar vooral [[Materialisme (filosofie)|materialistische]] bewegingen. Dit werden de nee-zeggers, of ''nastika's'', waarbij voor het eerst duidelijk historische filosofen naar voren komen, veelal ''kshattriya's'' in plaats van brahmanen.
 
Dit alles had een brahmanistische tegenreactie tot gevolg waarbij de kritiek van de ''nastika's'' gepareerd werd door de ''astika's''. Ook onderling was er de nodige kritiek en daarmee was dit een rijke filosofische periode waarin de negen belangrijkste ''darsana's'' gevormd werden.
 
==== Niet-orthodoxe scholen ====
===== Charvaka =====
Van deze laatste was [[Charvaka]] de belangrijkste. Hierin werden de ''Veda's'', de bijbehorende rituelen en het [[bovennatuurlijke]] verworpen, alsook de ziel. Alles kwam voort uit de vier materiële elementen, ook de geestelijke processen. Het had dan ook geen zin om afstand te doen van de aardse genoegens. In plaats van geheime rituelen die uitgevoerd werden door een kleine elite, werden grootschalige debatten gehouden voor de groeiende aanhang. Uiteindelijk wist deze school van nee-zeggers niet overeind te blijven, maar het droeg wel bij aan een ontwikkeling van scholen waarbij niet de brahmanen de hoofdrol speelden.
 
===== Jaïnisme =====
Regel 177 ⟶ 179:
1 en 2 zijn overgebleven uit het vorige leven en zijn de oorzaak dat de cyclus zich doorzet en daarmee van het lijden. Het huidige leven speelt zich af van 3 tot en met 9, waarna de cyclus zich met 11 en 12 herhaalt in volgende levens.
 
Ondanks zijn afwijzing van de ''Veda's'' en ''atman'' is de wedergeboorte ook voor Boeddha dus een gegeven en dat geldt ook voor de wens tot verlossing van de ''samsara'' en de ''dukkha''. Deze uitdoving of ''[[nirwana]]'' kan gezien worden als het doel van het boeddhisme, zoals ''moksa'' dat is in het hindoeïsme en kan bereikt worden door het volgen van het edele achtvoudige pad. Het hiervoor vereiste gedrag is terug te vinden in de boeddhistische ethische code of levensregels zoals ''[[Vijf Voorschriften|pancasilani]]''.
 
Waar Boeddha stelde dat verlossing in zichzelf moet worden gevonden, werd hij in later tijden zelf als god vereerd, vooral in de stroming ''[[mahayana]]'' (groot voertuig) dat het karakter van een Kerk kreeg. In ''[[Theravada (boeddhisme)|theravada]]'' – ook wel denigrerend ''[[hinayana]]'' (klein voertuig) genoemd – is dit niet het geval.
Regel 275 ⟶ 277:
 
===== ''Mimamsa'' =====
De ''mimamsa''-school stond voor een terugkeer naar de vroege ''Veda's'' en beschouwden onder meer de ''Upanishads'' als ondergeschikt aan de ''Samhita's'' en vooral de ''Brahmana's''. Het hechtte daarbij grote waarde aan de daarbij behorende rituelen waarmee de aard van ''[[dharma]]'', de morele plichten, onderzocht moet worden. Daartoe kunnen alle ''[[pramana]]'s'' gebruikt worden.
 
===== ''Vedanta'' =====
Waar ''mimamsa'' terugkeerde naar de vroege ''Veda's'', gaat ''vedanta'' terug naar de ''Upanishads'', wat ook de naam verklaard, die staat voor 'het einde van de ''Veda's'' '. Naast de ''Upanishads'' gelden de ''[[Brahmasoetra's]]'' en de ''[[Bhagavad Gita]]'' – samen de ''[[Prasthanatrayi]]'' genoemd, de ''drie bronnen'' – als de grondslag van ''vedanta''.
 
Binnen ''vedanta'' zijn weer verschillende stromingen, waaronder ''[[Advaita Vedanta|advaita]]''. De belangrijkste filosoof van deze stroming is [[Shankara]]. ''A-dvaita'' (niet-tweeheid) wijst daarbij op [[non-dualisme]], het een-zijn van ''Brahman'' en ''Atman''. Shankara stelde daarbij de [[Kennistheorie|kentheoretische]] vraag in hoeverre deze werkelijkheid te kennen is. De Indiase kentheorie, de ''[[pramana]]'', geeft daarbij zes mogelijkheden. Volgens Shankara kan ''Brahman'' niet door waarneming (''pratyaksa'') of gevolgtrekking (''anumana'') doorgrond worden, al lijkt dat wel zo door de ''[[Maya (begrip)|maya]]'', de uiterlijke schijn. Die ''pramana's'' zijn slechts nuttig voor empirische kennis. Ware kennis (''[[vidya]]'') kan echter wel bereikt worden door de [[Openbaring (concept)|openbaring]] van de ''Veda's'' en dan vooral de ''Upanishads''.
 
De ''Upanishads'' en vooral de oudere ''Veda's'' verkondigen echter niet slechts monistische standpunten, maar ook [[Pluralisme (filosofie)|pluralistische]]. Zo worden er wezens beschreven die verschillen van ''Brahman''. Om dit conflict op te lossen, maakte Shankara gebruik van een tweevoudige waarheid vergelijkbaar met die van de boeddhistische Nagarjuna. Bij Shankara zijn dit ''paramartha'', de absolute waarheid, en ''vyavahara'', de praktische waarheid. Daarnaast is er nog ''pratibhasika'', de schijnbare waarheid.
 
De praktische uitvoering van ''vedanta'' is ''[[jnana-yoga]]'' met zijn viervoudige praktijken: