Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Heule01 (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 3:
[[Bestand:Clay magnified.jpg|thumb|250px|Kleideeltjes 23.500 maal vergroot]]
'''Klei''' is een [[Klastisch gesteente|klastisch]] [[sediment]]air [[gesteente]], dat voornamelijk bestaat uit [[lutum]], gronddeeltjes kleiner dan 2 [[Micrometer (eenheid)|µm]].
 
Het verschil met [[zand]] is dat zand bestaat uit kleine rotsblokjes (als gevolg van [[erosie]] door water, wind en of temperatuur verschillen) en klei bestaat uit (kleine) kleiplaatjes. Kleiplaatjes zijn chemisch gevormd en bestaan uit silicium en aluminium. Als gevolg van de plaatjesvorm en chemische samenstelling heeft een kleiplaatje een positieve en een negatieve kant waardoor water en mineralen beter worden vastgehouden. Samen met het [[humus|humusgehalte]] (voor zowel zand- al kleigrond) bepaalt dat een groot deel van de vruchtbaarheid van de grond.
 
Indien de grond voor meer dan 25% bestaat uit lutumdeeltjes is er sprake van klei. Bij 25% tot 35% lutum is er sprake van lichte klei, bij 35% tot 50% is er sprake van matig zware klei en bij meer dan 50% lutum is er sprake van zware klei.
 
Klei bestaat uit [[kleimineraal|kleimineralen]], waarvan vele soorten bestaan. Kleigronden zijn, vergeleken met [[zand]], slecht waterdoorlatend. In droge tijden houden ze veel langer [[water]] vast, maar in natte tijden verdrinken [[gewas]]sen eerder. Ook hebben kleigronden minder last van uitspoeling van mineralen zoals [[nitraat]] en [[fosfaat]] dan zandgronden. Hierdoor houden ze beter voedselstoffen voor [[planten]] vast en zijn ze over het algemeen voedselrijk. Pogingen om in het kader van [[natuurbeheer]] kleigronden te [[verschraling|verschralen]] zijn nutteloos of moeten zeer lange tijd worden volgehouden. Kleigronden zijn [[structuur|structuurgevoeliger]] dan de meeste zandgronden. Het [[humus|organische stofgehalte]] moet op peil gehouden worden (door het aanbrengen van organische mest en keuzes in het [[bouwplan]]) en bekalking. Kleigrond is gevoeliger voor structuurbederf door zware machines dan zandgrond. Bodemleven en ook een vorstperiode (als gevolg van het uitzetten en [[ijs|inkrimpen van ijs]]) doet de bewerkbaarheid van kleigrond in het daaropvolgende teeltseizoen goed.
 
Leisteen bestaat uit klei dat door nieuwe afzettingen is samengedrukt (vergelijk zandsteen). Grote delen van bijvoorbeeld de [[Eifel]] daar waar het oppervlak bestaat uit verweerd leisteen zijn dan ook redelijk vruchtbaar.
 
Klei komt in Nederland voornamelijk voor in de [[kust]]streken ([[zeeklei]]) en langs de [[rivier]]en ([[rivierklei]]) en meer landinwaarts op hogere gedeelten [[beekklei]] of leem. Kleigronden die ontwaterd worden, komen lager te liggen, doordat het water dat zorgde voor meer ruimte tussen de kleideeltjes verdwenen is en de kleideeltjes dichter op elkaar komen te zitten. Dit verschijnsel wordt [[inklinken]] (of klink) genoemd. Klink is een van de factoren die bijdragen aan [[bodemdaling]].