Frederik Schmidt Degener: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Openarch nl (overleg | bijdragen)
toevoeging geboorteakte als bron
→‎Levensloop: opleiding: vermeld dat hij op het gymnasium les van Leopold kreeg
Regel 22:
== Levensloop ==
[[Bestand:Rembrandt_tentoonstelling_Weeknummer_32-25_-_Open_Beelden_-_44842.ogv|{{largethumb}}|thumbtime=0:14|Schmidt Degener over Rembrandt-tentoonstelling 1932 (Polygoon)]]
Frederik Schmidt Degener was de zoon van Johann Degener en Maria Juliana Kamerling. Hij ging na zijn eindexamen aandoorliep het [[Erasmiaans Gymnasium]] in Rotterdam, waar hij de invloed onderging van de dichter [[J.H. Leopold]], die daar klassieke talen doceerde. Na zijn eindexamen in 1903 ging hij kunstgeschiedenis studeren in Berlijn en Parijs. De plotselinge dood van zijn vader in 1905 betekende het einde van zijn studie. Terug in Nederland, wijdde Schmidt Degener zich aan het schrijven van kunsthistorische beschouwingen. In 1906 publiceerde hij ''Rembrandt'', een beschrijving van het leven en werk van de 17de-eeuwse Nederlandse schilder, ter gelegenheid van diens 300ste geboortejaar. In 1908 werd Schmidt Degener benoemd tot directeur van het Museum Boijmans in Rotterdam, dat toen nog gehuisvest was in [[Het Schielandshuis]], een classicistisch gebouw uit de 17de eeuw.
 
Schmidt Degener was een aanhanger van de vernieuwende ideeën van de Duitse kunsthistoricus en museumdirecteur [[Wilhelm von Bode]] (1845-1929). Wilhelm von Bode was een voorstander van het nieuwe model voor de museumhervorming, dat was opgesteld door de Duitse museumhervormingsbeweging omstreeks 1900 en betrekking had op de presentatiepraktijk van de tentoongestelde kunstobjecten. Het hervormingsmodel was gebaseerd op vier uitgangspunten: ten eerste een strenge selectie van de kunstwerken op formeel-esthetische kwaliteiten, ten tweede een ruimere opstelling om de kunstwerken van elkaar te kunnen isoleren, ten derde een onderlinge differentiatie van de tentoonstellingsruimten om op deze wijze een passend waarnemingsesthetisch kader te creëren voor de tentoongestelde objecten en ten vierde een functionele opzet van het museumgebouw en zijn architectonische inrichting. Na zijn aanstelling sloot Schmidt Degener één jaar lang het Museum Boijmans en transformeerde het museum tot een omgeving waar vanuit een waarnemingsesthetisch oogpunt sprake was van een harmonische samenhang tussen eersterangs kunstobjecten en objecten van kunstnijverheid in een aangepaste en rustige ruimte. De zalen waren aangekleed met tapijten en meubelstukken uit de tijd van de getoonde kunstobjecten. De samenhang was enerzijds gebaseerd op een chronologische presentatie van de kunstobjecten en anderzijds op een ordening naar plaatsen en scholen. De nieuwe opvattingen van het hervormingsprogramma maakten van de overvolle en nevenschikkende 19de-eeuwse museale presentatiepraktijk een achterhaald concept. Na de heropening in 1909 steeg het aantal bezoekers en was er een toename van het aantal schenkingen dat het museum ontving. De eerste contacten met weldoeners van het museum, zoals [[Daniël George van Beuningen|D.G. van Beuningen]] en [[J.P.van der Schilden]] vonden in deze periode plaats.