Monarchie in Nederland: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Richardw (overleg | bijdragen)
grondwettelijke Koning (die ook een vrouw kan zijn) met een hoofdletter
Versie 47145366 van Richardw (overleg) ongedaan gemaakt. Wij volgen niet de grondwet, maar de taalunie https://onzetaal.nl/taaladvies/advies/koning-willem-alexander
Regel 1:
{{Zijbalk politiek Nederland}}
De '''Nederlandse monarchie''' begon in 1806 toen [[Lodewijk Napoleon Bonaparte|Lodewijk Napoleon]] door Napoleon Bonaparte werd aangesteld als Koningkoning van Holland. Zij werd voortgezet in 1813 toen [[Willem I der Nederlanden|Willem Frederik]] uit het huis Oranje-Nassau, een zoon van [[erfstadhouder]] [[Willem V van Oranje-Nassau|Willem V]], de titel [[soeverein vorst|soeverein vorst der Verenigde Nederlanden]] aanvaardde. Voordien was het toenmalige Nederland korte tijd een [[vazalstaat]] van het [[Eerste Franse Keizerrijk]] en daarvoor een [[republiek]], nadat in 1581 de [[monarchie]] van de landsheren uit het [[huis Habsburg]] was afgezworen.
 
== Voorgeschiedenis ==
Regel 12:
 
== Koninkrijk Holland (1806-1810) ==
De noordelijke Nederlanden werden daarop met hulp van de Franse bezetter de [[Bataafse Republiek]], die in [[1801]] werd vervangen door het [[Bataafs Gemenebest]]. Op 24 mei [[1806]] sloot het Bataafs Gemenebest een verdrag met Napoleons minister van Buitenlandse Zaken, [[Charles-Maurice de Talleyrand|Talleyrand]], waarin werd overeengekomen in Nederland een erfelijke monarchie in te voeren.<ref>{{Aut|J.H.A. Lokin}} en {{Aut|W.J. Zwalve}}: ''Hoofdstukken uit de Europese Codificatiegeschiedenis'', derde geheel herziene druk, p. 296.</ref> Zo kreeg Nederland onder de naam [[Koninkrijk Holland]] zijn eerste constitutionele Koningkoning: Napoleons jongere broer [[Lodewijk Napoleon Bonaparte|Lodewijk Napoleon]]. De Nederlanders schikten zich in het onvermijdelijke en de niet onwelwillende Lodewijk Napoleon werd zelfs populair. In de ogen van Napoleon behartigde Lodewijk de Nederlandse belangen te goed en hij werd afgezet. Vervolgens lijfde Napoleon in 1810 het jonge koninkrijk in bij Frankrijk. Van 1810 tot 1813 maakten de Noordelijke en de [[Zuidelijke Nederlanden]] aldus deel uit van het [[Eerste Franse Keizerrijk]] (de Zuidelijke Nederlanden waren al in 1795 door Frankrijk ingelijfd).
 
De Britse minister [[Henry Robert Stewart|Castlereagh]] vatte in 1813 na Napoleons mislukte [[Veldtocht van Napoleon naar Rusland|Russische Veldtocht]] het plan op het Huis van Oranje als monarchie terug te brengen in een versterkt Holland, uitgebreid met de Zuidelijke Nederlanden om als buffer te dienen tegen het misschien te opdringerige Frankrijk. Voorjaar 1813 werd de Prins van Oranje, ondertussen terug in Londen, door de Britten voorzien van de titel [[soeverein vorst|Soeverein Vorst der Nederlanden]]{{Bron?|Waaruit blijkt dat dit door de Britten gebeurde?|2013|01|31}}. De door hem geplande opstand in de Nederlanden door het [[Oranjelegioen]], bestaande uit Franse gevangenen met de Nederlandse nationaliteit, moest samenvallen met de opmars van de geallieerde legers.
Regel 19:
Eind 1813 kwam op verzoek van het [[Driemanschap van 1813|Driemanschap]] [[Willem I der Nederlanden|Willem Frederik]], een zoon van erfstadhouder Willem V, naar [[Den Haag|'s-Gravenhage]]. Hij voerde het bevel over de Britse en Hollandse troepen die tegen de Fransen vochten. In november 1813 schreef Willems eerste minister van buitenlandse zaken [[Gijsbert Karel van Hogendorp]] aan Castlereagh:
:'' De prins is een soeverein [[Vorst (heerser)|vorst]], niemand kent hem, maar iedereen beschouwt hem als zodanig. Uiteraard kan alleen de natie hem tot vorst maken, maar zijn titel is afhankelijk van overeenstemming tussen de mogendheden.''
Van Hogendorp vroeg aan Castlereagh de kwestie van Willems toekomstige status op te lossen. Op 2 december 1813 aanvaardde Willem de titel [[soeverein vorst]]. Dat kon hij doen omdat de felle republikeinse en anti-orangistische gevoelens in Holland en de andere gewesten sterk waren afgenomen. Het voornemen tot stichting van een nieuw koninkrijk aan de lage landen bij de zee werd in het [[Verdrag van Chaumont]] op 9 maart 1814 door de grote mogendheden vastgelegd. Op 16 maart 1815 benoemde Willem zichzelf tot [[Willem I der Nederlanden|Willem I]], [[Koningkoning der Nederlanden]].
 
Willem I probeerde onder meer de belangen van zijn familie veilig te stellen door het instellen van het principe van 'erfelijk koningschap'. Daarin werd hij door de Britten en de andere geallieerden gesteund. Zij wensten een sterke monarchie ten noorden van Frankrijk en Willem was nauw verwant aan de Britse en Pruisische koningshuizen. Er bestond in deze periode bij de Nederlanders met heimwee naar de Republiek een sterke oppositie tegen het koningschap{{Bron?|Waar blijkt dit uit?|2013|10|28}}. [[Orangisme (Republiek)|Orangist]] [[Gijsbert Karel van Hogendorp]] zorgde er met zijn [[Nederlandse Grondwet|grondwet]] voor dat Willem zijn positie kon consolideren: sindsdien ging het koningschap over op zijn 'wettige' (door Willem immers zelf als wettig bepaald) opvolgers.
Regel 29:
 
* In [[1830]] werd [[Willem I der Nederlanden|Willem I]] uit zijn zuidelijke hoofdstad [[Brussel (stad)|Brussel]] verdreven. Hij kon zijn gezag in het noorden behouden, maar verloor een deel van zijn rijk.
* In [[1848]] dreigde een [[revolutie]] en verkoos [[Willem II der Nederlanden|Willem II]] de oplossing van een [[constitutionele monarchie]] met een Koningkoning die geen lid van de beleidsbepalende [[ministerraad]] was. De ministers werden verantwoordelijk voor de [[Koninklijke onschendbaarheid|onschendbare]] Koningkoning, die echter een groot deel van zijn macht kwijt was als de ministers niet wilden meewerken.
* [[Willem III der Nederlanden|Willem III]] was in de jaren voorafgaand aan zijn tweede huwelijk volledig onberekenbaar en zeer impopulair. Door zijn huwelijk met [[Emma van Waldeck-Pyrmont|Emma]] en de geboorte van [[Wilhelmina der Nederlanden|Wilhelmina]] kwam de vorst meer tot rust. Het was vooral Emma die, tijdens haar periode als koningin-regentes (1890-1898), veel moeite deed om het aanzien van het koningshuis te herstellen.
* Tussen 1890 en 1909 was koningin Wilhelmina de enige vertegenwoordigster van het Huis Oranje-Nassau in Nederland. Zolang de jonge vorstin niet getrouwd was en kinderen had, was de kans niet denkbeeldig dat zij moest worden opgevolgd door een van de kinderen of kleinkinderen van haar tante [[Sophie van Oranje-Nassau|Sophie]]. Met name haar kleinzoon [[Willem Ernst van Saksen-Weimar-Eisenach]] gold tot de geboorte van prinses Juliana in 1909 als een soort reservekroonprins. Sophie had zelf ook altijd met de mogelijkheid van opvolging door een van haar nazaten rekening gehouden en zag erop toe dat deze vloeiend Nederlands spraken. Bij de grondwetsherziening van 1922 werd de erfopvolging dusdanig beperkt dat Duitse verwanten van de koninklijke familie niet automatisch meer in aanmerking kwamen.
Regel 50:
De titel ''[[Prins van Oranje-Nassau]]'' is door veel afstammelingen van Willem van Oranje gedragen, maar werd soms afgewisseld met ''Prins van Oranje en Nassau''. Toen koningin [[Wilhelmina der Nederlanden|Wilhelmina van Nederland]] in 1901 trouwde met [[Hendrik van Mecklenburg-Schwerin]] dreigde uit ''van Oranje-Nassau'' het element ''Nassau'' verloren te gaan. Dit werd voorkomen met een beroep op een verdrag dat de verschillende takken van het Huis Nassau in [[1736]] sloten.
 
Volgens de huidige ''Wet lidmaatschap koninklijk huis'' dragen de Koningkoning, diens vermoedelijke opvolger en de Koningkoning die afstand heeft gedaan van het koningschap de titel ''Prins(es) van Oranje-Nassau''. Andere leden van het Koninklijk Huis kunnen deze titel bij [[Koninklijk Besluit]] krijgen, althans alleen als persoonlijke, niet-erfelijke titel. Eveneens bij Koninklijk Besluit kan de persoonlijke titel ''Prins(es) van Oranje-Nassau'' worden toegekend aan voormalige leden van het Koninklijk Huis.
 
== Positie en bevoegdheden ==
"De [[Koning der Nederlanden|Koningkoning]] is onschendbaar, de [[minister]]s zijn verantwoordelijk". Met deze zin is de positie van het vorstenhuis in de [[Nederlandse Grondwet|Grondwet]] geregeld. Met de [[grondwetsherziening van 1848]] door de de liberale staatsman [[Johan Rudolph Thorbecke]] werden de bevoegdheden en erfkwesties van het koningshuis verder uitgewerkt en vastgelegd. De macht en bevoegdheden van de Koningkoning zoals die waren vóór 1848 zijn nog zichtbaar in de staatsrechtelijke termen als [[koninklijk besluit]] en [[commissaris van de Koning]]koning.
 
In het Nederlands staatsbestel is de Koningkoning onderdeel van de [[Nederlandse regering|regering]]. Als staatshoofd legt de Koningkoning (staats)bezoeken af, ontvangt hij staatshoofden en andere hoogwaardigheidsbekleders, beëdigt diverse functionarissen en symboliseert hij de eenheid van de staat. Ook vertegenwoordigt hij het Koninkrijk in binnen- en buitenland. Ook vervult de Koningkoning een taak als belangenbehartiger van de Nederlandse economie door leiding te geven aan handelsmissies onder verantwoordelijkheid van een minister.
 
Samen met de ministers vormt hij de [[Kroon (regering)|kroon]]. De Koningkoning symboliseert de eenheid van de regering. In die hoedanigheid is de Koningkoning degene die wetten en koninklijke besluiten ondertekent en internationale verdragen bekrachtigt. In deze rol is in het algemeen een [[contraseign]] van een [[minister]] of [[staatssecretaris (Nederland)|staatssecretaris]] vereist. De Koningkoning ontvangt de notulen van de ministerraad, spreekt wekelijks met de minister-president en regelmatig met de andere bewindspersonen en legt regelmatig werkbezoeken met hen af binnen hun beleidsterrein. Op Prinsjesdag spreekt de Koningkoning namens de regering de troonrede uit. De ministers zijn verantwoordelijk voor het handelen van de Koningkoning. Het staatshoofd heeft daarom binnen de kroon de plicht zijn handelen af te stemmen met de ministers.
 
De Koningkoning is voorzitter van de [[Raad van State (Nederland)|Raad van State]]. Dit betreft een louter ceremoniële functie.
 
Tot 2012 speelde de Koningkoning bij de [[Nederlandse kabinetsformatie|kabinetsformatie]] doorgaans een belangrijke rol, bijvoorbeeld bij de benoeming van de [[formateur]]. Daarbij moest wel zo veel mogelijk recht worden gedaan aan de adviezen van de fractievoorzitters uit de Tweede Kamer. Het benoemen, ontslaan en beëdigen van ministers en staatssecretarissen gebeurt nog wel door de Koningkoning. Vanwege deze grondwettelijke rol wordt het staatshoofd bij kabinetsformaties nog wel regelmatig geïnformeerd over de gang van zaken.
 
== Kosten ==
{{Zie hoofdartikel|Kosten van het Koninklijk Huis}}
De totaal geschatte kosten die de Nederlandse staat betaalt voor het koningshuis bedragen ongeveer 110 miljoen Euro. Jaarlijks wordt in een jaarverslag verantwoording afgelegd voor de gemaakte kosten. In het verslag van 2014 staat de verantwoording over zo’n 40 miljoen euro, voor de salarissen van de Koningkoning en zijn personeel, de Rijksvoorlichtingsdienst en het Militair Huis. Daar bovenop worden door het koningshuis nog zo’n 70 miljoen euro aan kosten gemaakt die niet in het jaarverslag staan voor onder meer staatsbezoeken, paleizen en beveiliging.<ref>[http://www.nrcq.nl/2015/05/20/wat-er-welniet-in-zijn-jaarverslag-staat Wat er wel/niet in zijn jaarverslag staat]</ref>
 
== Beknopte stamboom en erfopvolging ==
Regel 349:
=== Erfopvolging ===
{{Zie hoofdartikel|Lijn van de Nederlandse troonopvolging}}
Het koningschap gaat bij overlijden of aftreden van de Koningkoning over op zijn wettige nakomelingen, waarbij het oudste kind voorrang heeft, met plaatsvervulling volgens dezelfde regel. Indien er geen nakomelingen van de Koningkoning meer voorhanden zijn gaat het koningschap over op het oudste kind van zijn ouder in de lijn van troonsopvolging, weer met plaatsvervulling volgens dezelfde regel maar niet verder dan in de derde graad van bloedverwantschap ten opzichte van de overleden of afgetreden Koningkoning. De precieze regels voor de erfopvolging zijn vastgelegd in de [[Nederlandse Grondwet|Grondwet]] (artikel 24 tot en met 31<ref>[http://nl.wikisource.org/wiki/Nederlandse_grondwet/Hoofdstuk_2#.C2.A7_1._Koning Artikel 24 e.v. van de Nederlandse grondwet] op Wikisource.</ref>). Een ongeboren kind wordt daarbij voor de opvolging al als geboren aangemerkt, tenzij het kind dood ter wereld komt; dan wordt het geacht nooit te hebben bestaan. Volgens de regels in de Grondwet zijn de troonopvolgers op dit moment:
 
{{Tabel troonopvolgers Nederland}}