Doksaal van de Sint-Servaasbasiliek: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 75:
== Datering en kunsthistorische betekenis ==
[[Bestand:Maastricht, Sint-Servaasbasiliek, Oostcrypte, fragmenten gotisch doksaal 07a.jpg|thumb|210px|Detail van doksaalfragment: [[Attila de Hun]] met zwaard en volgeling]]
De rijksarchivaris August Flament was de eerste die een poging deed het Maastrichtse doksaal te dateren. Vanwege een incorrecte iconografische interpretatie - hij meende dat de afgebeelde koning [[Lodewijk XI van Frankrijk]] voorstelde, die in 1463 de bouw van de [[Koningskapel (Maastricht)|Koningskapel]] sponsorde - dateerde hij het beeldhouwwerk in de vijftiende eeuw, een datering die door andere auteurs werd overgenomen.<ref>Den Hartog (1992), p. 500.</ref> De Limburgse hoogleraar kunstgeschiedenis [[Joseph Timmers]] meende dat het beeld van Sint-Servaas uit het laatste kwart van de veertiende eeuw dateerde. Het doksaal werd door hem niet genoemd.<ref>Timmers (1980), p. 156.</ref> Renate Kroos dateerde zowel het doksaal als het heiligenbeeld op grond van stijlkenmerken in het begin van de veertiende eeuw en Jos Koldeweij volgde haar daarin.<ref>Kroos (1985), p. 324, 325.</ref><ref>Koldeweij (1992), p. 29.</ref> Elizabeth den Hartog, tenslotte, droeg in 1992 voldoende argumenten aan om het ontstaan van het doksaal én het beeld omstreeks 1300 te plaatsen.<ref>Den Hartog noemt onder andere de haardracht, de platte kroon met Franse lelies, de omgeslagen revers van de mantel en de puntige schoenen met enkelbandjes als typisch dertiende-eeuwse stijlkenmerken. Den Hartog (1992), pp. 500-501.</ref> Daarmee behoort het doksaal van de Sint-Servaaskerk tot de oudste in de Nederlanden. Alleen dat van de [[Sint-Niklaaskerk (Gent)|Sint-Niklaaskerk]] in [[Gent]], waarvan eveneens slechts fragmenten bewaard zijn gebleven, is ouder.<ref>{{aut|V. Cnudde e.a. (red.)}} (2009): ''Gent... steengoed!'', pp. 39-40. Academia Press, Gent. ISBN: 9789038214023 ([https://books.google.nl/books?id=wFBxi5ts9BMC&pg online tekst]).</ref>
 
Den Hartog trof vergelijkbaar beeldhouwwerk aan bij de koningsgraven in de [[Kathedraal van Saint-Denis]], enkele portalen van de [[Notre-Dame van Parijs]], grafmonumenten en ander beeldhouwwerk in de [[Dom van Mainz]], de (afgebroken) [[Maria ad Graduskerk (Mainz)|Maria ad Graduskerk]] in diezelfde stad, de [[Dom van Keulen]] en bij de zogenaamde ''[[Van neghen den besten|Negen helden]]'' in de Hansazaal van het raadhuis van [[Keulen (stad)|Keulen]]. Zij vermoedt dan ook dat Franse of [[Rijnland (Duitsland)|Rijnlandse]] beeldhouwers in Maastricht aan het werk zijn geweest. In het laatste geval mogelijk dezelfden die in 1279 in [[Luik (stad)|Luik]] het westportaal van de (verwoeste) [[Sint-Lambertuskathedraal (Luik)|Sint-Lambertuskathedraal]] bouwden. Voor de 'meebuigende' figuren in de Maastrichtse boogzwikken bestaat geen parallel. Bij andere gotische doksalen staan de figuren rechtop tussen de spitsbogen, zoals bij de boogzwikken van het doksaal van de [[kathedraal van Bourges]] is te zien. Mogelijk was de positionering van de figuren in de Sint-Servaas een experiment, ontleend aan de opbouw van gotische portalen met [[archivolt]]en. Het resultaat is enigszins geforceerd en het experiment is dan ook niet of nauwelijks herhaald. Pas honderd jaar later zouden vergelijkbare figuren te zien zijn in de zwikken boven de koorvensters van de [[Sint-Janskathedraal ('s-Hertogenbosch)|Sint-Jan]] in [[Den Bosch]].<ref>Den Hartog (1992), pp. 500-503.</ref>