Beneficie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Marcocapelle (overleg | bijdragen)
→‎Zie ook: specifiekere categorisatie
Regel 9:
Voor de vijfde eeuw was er alleen sprake van gezamenlijke inkomsten van een [[bisdom]]. Daarna werden bepaalde zaken voor het leven in leen gegeven aan geestelijken. Dit groeide uit tot een geestelijk ambt (''[[officium]]'') met daaraan het recht op de inkomsten uit de ''[[prebende]]'' verbonden. De inkomsten waren afkomstig uit de opbrengsten van schenkingen, bijvoorbeeld in de vorm van gronden, door gelovigen verricht. Dit inkomen werd verworven door op een vaste plaats en vaste tijdstippen missen op te dragen aan een daartoe bestemd [[Altaar (religie)|altaar]]. Dit kon bijvoorbeeld een altaar zijn van een [[schuttersgilde]] of broederschap.
 
Een [[vicarie]] is in het algemeen een ''beneficium ecclesiasticum''. Deze stichting werd - naast het wereldlijke recht - ook beheerst door het geestelijke recht. Er waren vicarieën waarvan het inkomen bestemd was voor een priester of predikant en die vroeger niet met zielzorg waren verbonden (''vicarieën sine cura animarum''). Voorts maakte het verschil of een leek de bestuurder was (''vicarie patronatus laicalis'') of de pastoor. De geestelijke die de mis opdroeg werd de ''[[beneficiant'']] of ''drager van het beneficie'' genoemd.
 
Indien sprake was van een ''beneficium simplex'' hoefde de drager van het beneficie geen priester te zijn, doch hoefde slechts de [[tonsuur]] te hebben ontvangen, dus geestelijke te zijn. In dit geval moest hij een priester aanwijzen die de mis opdroeg, maar de beneficiant verwierf de inkomsten. Hij moest dan wel de onkosten vergoeden voor het gebruik van de kerk.