Slavernij in het Ottomaanse Rijk: verschil tussen versies

Het devşirme-systeem betekendewas het weghalen van jonge christelijke jongens uit hun huizen bij hun families vandaan. Deze zogenaamde bloedbelasting werd uitgeoefend in Anatolië ofen op de Balkan. De jongens werden bekeerd tot de islam en ingelijfd in de meest bekende tak van de Kapıkulu, de janitsaren, een goed getraind keurkorps van het Ottomaanse leger. Het korps vormde een beslissende factor bij de Ottomaanse invasies van Europa. Het merendeel van de militaire commandanten van de Ottomaanse troepen, zoals [[Makbul Ibrahim Pasja]] en [[Sokollu Mehmet Paşa|Sokollu Mehmet Pasja]], werden op deze wijze gerekruteerd. In 1609 telde het korps al meer dan 100.000 leden.

Omdat er islamitische restricties golden om moslims en [[mensen van het Boek]] ([[joden]] en christenen) tot slaaf te maken, waren gebieden in Afrika een populaire bron voor slaven. Deze slaven werden bekend onder naam [[Zanj]] en werden vooral weggevoerd uit het gebied rond het [[Grote Merengebied (Afrika)|Grote Merengebied]] en Centraal Afrika. De Zanj werden vooral in de huishouding geëxploiteerdingezet en in het leger als slaaf-soldaten. Sommigen wisten zich enigszins op te werken, maar over het algemeen golden ze binnen het Ottomaanse Rijk als inferieur aan Europese en Kaukasische slaven. TegenwoordigEr wonen er tienduizenden Afro-Turken in het moderne Turkije, afstammelingen van de Zanj. De Afro-Turkse activist Mustafa Olpak stichtte de eerste officieel in Turkije erkende organisatie van Afro-Turken (''Afrikalılar Kültür ve Dayanışma Derneği'') in de stad [[Ayvalık (stad)|Ayvalık]].

De [[concubine|concubines]] van de Ottomaanse sultan bestonden voornamelijk uit gekochte slaven. De vrouwen waren over het algemeen van christelijke oorsprong. De moeder van een sultan, ook al was ze feitelijk gezien een slavin, kreeg de titel valide sultan (koninginmoeder). Een opmerkelijk voorbeeld was [[Kösem|Kösem Mahpeyker]], dochter van een Grieks-orthodoxe priester en moeder van sultan [[Murat IV]] en [[Ibrahim I]]. Zij was in de eerste decennia van de 17e eeuw ééneen van de meest invloedrijke vrouwen die het Ottomaanse Rijk ooit heeft gekend. [[Roxelana (Ottomaans persoon)|Roxelana]] is een ander opmerkelijk voorbeeld. Zij was de dochter van een Roetheense orthodoxe priester en de favoriete vrouw van [[Süleyman I|Süleyman de Grote]].

De concubines werden bewaakt door [[eunuch|eunuchen]], vaak tot slaaf gemaakten uit Afrika. De eunuchen werden geleid door de Kizlar Aghaagha ([[Agha (titel)|Agha]]''agha van de meisjes''). Omdat de islamitische wet [[castratie]] van de man verbood kocht hetde Rijksultan eunuchen vanin Ethiopië, waar jongens op gruwelijke wijze door [[Kopten|Koptische priesters]] werdenwaren ontdaan van zowel de penis als deen testikels. De slachtoffers kwamen oorspronkelijk uit de streken rond de Grote Meren en andere gebieden in Soedan, zoalsals [[Darfur (regio)|Darfoer]] of [[Kordofan]] in de [[Soedan]]. Slechts een minderheid van de jongens overleefdenoverleefde de operatie,. maarDe detotaal winsten van de resterendeontmande jongens warenbrachten desveel tegeld groter en brachtenop, veel meer op dan castraten waarvan alleen de testikels waren verwijderd.

[[Circassiërs]], [[Syrië|Syriërs]] en [[Nubiërs]] waren de belangrijkste volken die het Ottomaanse Rijk voorzagen van seksslavinnen. De blankewitte Circassische vrouwen werden omschreven als eerlijk en werden regelmatig door Circassische leiders geschonken aan de Ottomanen. Deze vrouwen waren het populairst bij Turken en brachten het meeste geld op. Minder geld brachten de licht-getinte Syrische vrouwen op, met hun donkere ogen en donker haar, waarvan werd gezegd dat ze een goed figuur hadden als ze jong waren. Het goedkoopst en minst populair waren de zwarte Nubische meisjes, die bleven steken op een schamele 5% van de waarde van een Circassisch meisjes.

Ook jongensdoor uit[[devşirme]] deverkregen devşirmejongens kondenwaren seksslavensoms wordenseksslaaf. Meestal echter werden ze tewerkgesteld in bad- of koffiehuizen, ze werden dan een [[tellak]] of [[köçek]] (''danser'') voor zo lang ze jong baardloos bleven.