Nederlands in Nederland: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Passage over hun al onderwerp hoort beter, zin geschrapt die te onduidelijk was en eerder verwarrend dan dat het iets toevoegde
k →‎Geslacht: Jammer dat hier geen bron bij is, maar het wordt wel ondersteund door o.a. Renkema
Regel 147:
 
==== Geslacht ====
{{Zie hoofdartikel|Geslacht (Nederlands)|Haar-ziekte}}
Het Nederlands in Nederland onderscheidt zich van de zuidelijke norm heel scherp als het gaat om [[geslacht (taalkunde)|grammaticaal geslacht]]. In het AN zijn er mannelijke, vrouwelijke en onzijdige [[substantief|substantieven]], die hun eigen [[verwijswoord]]en kennen. In Belgisch Nederlands wordt, correct, naar traditioneel vrouwelijke substantieven doorgaans geheel volgens voornoemde regel verwezen met ''ze'' en ''haar'', naar de overige met ''hem/dat'' en ''zijn''. In het Nederlandse Nederlands is dit onderscheid nietveel zominder duidelijk aanwezig. Doorgaans gelden hier de volgende 'regels', die volgens sommigen enkel spreektalig zijn (en dus geen AN), terwijl ze volgens andere geaccepteerd zouden moeten worden als de standaard in Nederland:
* WoordenSubstantiva worden onderscheidenonderverdeeld in twee subklassen,; namelijklevend en niet-levende en levende woordenlevend.
* 'Levende'Substantiva woordendie alsverwijzen meisje,naar wijf,iets man,levends vrouw,(met kindname een mens) krijgen een verwijswoord dat aansluit bij het ''"werkelijke''" geslacht: "het meisje borstelt ''haar'' haar", "dat wijf, ''ze'' moet ''haar'' mond houden", "dat arme kind, ''ze'' kan het niet helpen". Dit geldt als AN. Het lidwoord en de verwijswoorden volgen echter wel het grammaticaal geslacht.
* 'Niet-levende' ''deDe''-woorden die verwijzen naar iets onbezields en telbaars krijgen eenin vande oorsprongregel een mannelijk verwijswoord: "de stad sluit ''zijn'' poorten". Oorspronkelijk is ''stad'' een vrouwelijk woord. WoordenVolgens de formele regels vrouwelijke woorden met een inheems of uitheems achtervoegsel (bijvoorbeeld ''-ing'', ''-tie'') wordenkrijgen welmet dikwijlsname metin de spreektaal meestal ook een vrouwelijkmannelijke verwijswoordverwijzing gebruikt(vaak gereduceerd tot ''-ie'' of '''m'').
* Er bestaat anderzijds een min of meer aan het voorgaande tegengestelde tendens om (uit [[hypercorrectie]]) de vorm ''haar'' veelvuldig te gebruiken, vaak ook bij onzijdige woorden: "dat huis met ''haar'' rieten dak", "het kabinet neemt ''haar'' besluit".
 
Bovenstaande regels worden niet algemeen toegepast, en vaak kan dezelfde spreker nu eens met ''haar'', dan eens met ''zijn'' verwijzen.